Verzamelaars en hun passie

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2010

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Een pijpencollectie als vorstelijke status

03-19.544-pors-hongaarse-poudre-bleu-01
APM 19.544

De oudste groep pijpen in het Amsterdam Pipe Museum, een verzameling opgebouwd tussen 1835 en 1850, is van Duitse origine. Het gaat om het bezit van de prins van Wittelsbach, een roker die uit gevoel voor status een aanzienlijke verzameling tabakspijpen bijeen bracht. In tegenstelling tot veel verzamelingen, zoals die van barones Alice de Rothschild, is niet een groep met historische curiositeiten en pijpen als kunstwerkjes opgebouwd, maar is juist een selectie van eigentijdse pijpen gemaakt, bedoeld om te worden gebruikt.

Het geslacht Wittelsbach, die eeuwenlang de graven, hertogen en koningen van Beieren leverden, behoort tot de hoogste Duitse adel. Zij droegen graag hun gevoel voor mode en smaak uit en een uitgelezen verzameling tabakspijpen onderstreepte de status van de heer des huizes. Helaas is niet met zekerheid te achterhalen wie van deze prinsen een passie voor het roken heeft gehad maar zeer waarschijnlijk gaat het om Maximiliaan II Jozef, die van 1848 tot 1864 koning van Beieren was. In ieder geval zijn de meeste stukken uit de verzameling in de jaren 1840 aangeschaft en alles behoorde toen tot het hedendaagse rookgerei. Overigens gaat het niet zomaar om een verzameling, maar vanwege de hoge kwaliteit mag deze groep gerust een collectie worden genoemd.

In het Duitse Beieren was het rookgerei zeker in hofkringen heel wat pompeuzer en opvallender dan in Holland op hetzelfde moment. Het meest in aanzien stonden pijpen van meerschuim, waarbij gold hoe groter en imposanter hoe liever, al bleek de prins vooral een goed oog voor kwaliteit te hebben. De grondstof is fijn van structuur en licht van gewicht, terwijl het snijwerk van de pijpen artistiek en verfijnd is. Daarnaast was hout een populair materiaal. Eenzelfde voorkeur ging uit naar porselein en wanneer dit werd aangeschaft ging het om de fraaiste handbeschilderde producten uit de toonaangevende fabrieken. Tenslotte waren er ook gewone pijpen zonder een artistieke component, bijvoorbeeld de tabakspijpen met een hoge ketel uit de Tsjechische plaats Schemnitz. Hoewel minder imposant gaven zij na een paar maal roken wel een heerlijke smaak.

In de jaren 1840 was het in de vorstelijke milieus gebruikelijk de pijp te monteren met een halflange of lange steel, tot ruim een halve meter lengte toe. Ook uit die stelen spreekt de luxe van de verzameling: montages met zilveren banden, vergulde ringen soms mooi gedreven, gegraveerd of zelfs bezet met stenen, komen geregeld voor. De koppen en de stelen werden bijeengehouden door een borgkoordje, een zorgvuldig gesponnen koord voorzien van een sierlijke kwast. Zelfs die kwasten zijn van de luxere soort en benadrukken het vorstelijke milieu. Helaas hebben we geen zicht op wat de prins van Wittelsbach wel en niet kocht en welke mate van luxe uit de verzameling sprak. Het lijkt erop dat de variëteit binnen de beschikbare mogelijkheden het uitgangspunt was. Zeker is wel dat de prins geen groot roker is geweest. De meeste pijpen zijn niet of nauwelijks gerookt en van slijtage van het materiaal is al helemaal geen sprake.

Op het hoogtepunt moet de omvang van de verzameling rond de 300 stuks gelegen hebben. Dat weten we omdat in alle pijpenkoppen etiketten geplakt waren met een opeenvolgende nummering. Die nummering verwees naar een inventarislijst die nu helaas niet meer bestaat. Vermoedelijk heeft de verzameling decennia lang in het voorouderlijke slot in een vitrinekast gestaan en stofte zo in. Getuige de verkleuring van sommige onderdelen vond dit over meerdere generaties plaats. Uiteindelijk werd deze collectie aan het begin van de eenentwintigste eeuw geliquideerd en via veilinghuizen verspreid. Zolderopruimingen van de oude Europese adel zijn voor de veilinghuizen zeer profijtelijk en leveren voor de inbrengers een extra inkomstenbron voor het onderhoud van hun paleizen op. Ongunstig is echter dat de informatie over het kunstbezit verloren gaat. Dat geldt ook hier want in deze omvangrijke verzameling luxe rookgerei zat een belangrijk verhaal over de mode van die tijd besloten. Van dit vorstelijke bezit is nu nog ongeveer een tiende deel terug te vinden in het Amsterdam Pipe Museum. De overige stukken raakten over de wereld verspreid.

Klik hier voor alle pijpen van de prins van Wittelsbach nu in de collectie APM


Het eerste onderzoek naar de rookcultuur

05-17.122-varia-collectie-westerhoff-09
APM 17.122

De oudst bekende Nederlandse pijpenverzamelaar is Rembertus Westerhoff, een arts uit Warffum, die kandidaat werd voor een hoogleraarschap botanie aan de universiteit van Groningen doch nooit werd benoemd. Als veelzijdig mens was hij ook in de politiek actief en hij hield zich bovendien met verschillende historische vraagstukken bezig. Westerhoff is in de kringen van pijpenverzamelaars vooral bekend geworden om zijn publicatie met de wonderlijk lange titel: Oudheidkundige verhandeling en aanteekeningen betrekkelijk de kleine rookpijpjes, waaruit, naar 't volk hier en daar gelooft, de reuzen, alven, feeën en aardmannetjes oudtijds gerookt zouden hebben. Het gaat om een smal hoog boekje in een papieren kaft, gedrukt in een buitengewoon klein letterkorps. De helft van de publicatie bestaat uit tekst, de andere helft uit descriptieve noten. Achterin bevinden zich twee prachtige uitvouwvellen waarop een mozaïek aan verschillende soorten pijpen staat afgebeeld. Gedeeltelijk gaat het om Hollandse kleipijpen, een ander deel betreft door Westerhoff overgenomen illustraties van Amerikaanse Indianen pijpen. Vanwege de opzet met het ellenlange notenapparaat wordt deze publicatie abusievelijk wel dissertatie genoemd, maar juist is dat niet.

De publicatie van Westerhoff is lang als naslagwerk gebruikt, in feite bij gebrek aan beter. Pas tachtig jaar na verschijning komt het volgende boek over de geschiedenis van de kleipijp uit. Begrijpelijk dat Westerhoff’s boek op het laatst niet meer als een bron van kennis maar eerder als curiositeit werd gezien. De informatie over de tabakspijp heeft zich sinds 1860 wonderlijk vermeerderd. Het roken in onze streken stamt niet uit de prehistorie, zoals Westerhoff meende te kunnen bewijzen, maar komt pas in het laatst van de zestiende eeuw in zwang. Veel pijpen werden abusievelijk eeuwen te vroeg gedateerd omdat de vondstomstandigheid daarop zou wijzen. Dat heeft tientallen jaren later nog tot veel verwarring geleid. Tamelijk onverwacht is de publicatie van Westerhoff tegenwoordig ondanks de ouderdom geen zeldzaamheid. Waarschijnlijk is het boek in zijn tijd geen bestseller geweest en bleef decennia lang bij de uitgever op voorraad staan. Uiteindelijk kreeg het zijn wonderlijke curiositeitswaarde.

Uniek is het wèl dat een deel van de pijpenverzameling van Westerhoff bewaard bleef. Een kartonnen doosje, aan de buitenzijde beplakt met bruin papier en aan de binnenzijde voorzien van een etiket met opschrift blijkt uit zijn bezit afkomstig te zijn. Hierin ligt een dozijn bodemvondstpijpen. Het gaat om eenvoudige onversierde kleipijpen zoals die in zijn publicatie behandeld worden. Als studiemateriaal heeft deze verzameling tegenwoordig geen belang meer, maar des te meer als relikwie. Van deze archeologische pijpen zijn de vindplaatsen niet langer bekend en bijzondere merken of versieringen komen er niet op voor. De historie van de Hollandse kleipijp is generaties later verder uitgediept en bodemvondsten zijn ondertussen bij grote aantallen uit de grond tevoorschijn gekomen. De memento's van Westerhoff zijn daarmee relikwieën over het ontstaan van het historisch onderzoek naar de pijp geworden.

Klik hier voor de pijpen van Dr. Westerhoff nu in de collectie van APM


Presidentiële belangstelling

08-19.291-klei-amerika-mackinley-4
APM 19.291

In de negentiende eeuw wordt de tabakspijp wel versierd met een vaak maatschappelijk geëngageerde boodschap. Rokers droegen hiermee hun politieke, sociale of culturele interesse uit. Daarnaast werden deze pijpen al gauw een curiositeitsartikel om te worden verzameld. De bijzondere verzameling politieke pijpen die in Musée Carnavalet in Parijs bewaard wordt, is daarvan een prachtig voorbeeld. Het verzamelen van pijpen was een liefhebberij tot in de hoogste kringen toe, zeker die van politici. In het Amerikaanse blad Metropolitan Magazine verscheen bijna een eeuw geleden een artikel over de pijpenverzameling van president Theodore Roosevelt, die leefde van 1858 tot 1919. Een eenvoudig artikel met erbij enkele foto's van pijpen uit zijn collectie. Hoewel het verzamelen van pijpen voor sommigen wat infantiel lijkt, is dat zeker niet het geval. Roosevelt koesterde een speciale interesse in deze voorwerpen juist vanwege het politieke engagement dat daarin besloten lag. Zijn verzameling kreeg daardoor extra betekenis als de politiek gekleurde hobby van een vooraanstaande staatsman.

Het genoemde tijdschriftartikel beeldt een dertigtal voorwerpen af en dat moet ook ongeveer de omvang van de verzameling van Roosevelt geweest zijn. De voorkeur van de president voor politieke onderwerpen blijkt bijvoorbeeld uit een eenvoudig portretpijpje met het hoofd van Stephen Grover Cleveland die tweemaal tot president van de Verenigde Staten werd verkozen. Voor de politicus Roosevelt was een dergelijke pijp natuurlijk een belangrijke mascotte van een illustere voorganger, zij het dan met een andere politieke kleur. Hoopte hij ooit om zelf eens in een pijp te worden vereeuwigd, dan toch zeker niet op deze eenvoudige en weinig heroïsche wijze.

Een ander opmerkelijk stuk uit zijn verzameling is een portretkop geïnspireerd op keizer Napoleon, compleet met de kenmerkende tweekante steek dwars op het hoofd. Onder het borstbeeld identificeert een smal rechthoekig naambordje de ware voorgestelde: "MKINLEY", de 25ste president van de Verenigde Staten. William McKinley regeerde van 1897 tot 1901 als afgevaardigde van de Republikeinse partij. In 1900 werd hij voor een tweede termijn gekozen, doch nog geen jaar later raakte hij dodelijk gewond en overleed. Voor Theodore Roosevelt zal deze pijp een bijzondere betekenis hebben gehad. McKinley was zijn directe voorganger; Roosevelt volgde hem al binnen een uur na zijn overlijden op.

Andere pijpen in de verzameling van Roosevelt hebben een relatie met de Europese politieke geschiedenis. Een gesteelde kleipijp met verschillende Duitse en Franse vorsten en de tekst "LES TROIS MAUDITS" heeft betrekking op de tijd kort na 1870. Ook die uitbeelding heeft zijn politieke verhaal want staatslieden die bij de Frans-Duitse oorlog betrokken waren, werden door de Franse Republikeinen verfoeid. De drie bandieten zijn keizer Wilhelm I, keizer Napoleon III en Bismarck. Deze pijp is gemaakt door de Franse firma Fiolet maar is voor de Amerikaanse markt een vreemde eend in de bijt. De politieke betrokkenheid zal door de meeste Amerikanen niet begrepen zijn, al mogen we dat van Roosevelt niet veronderstellen.

Roosevelt bezat ook wel pijpen die gewoon aardig waren om te zien en tot het curiosagoed in de verzameling behoorden. Een voorbeeld daarvan is een pijp met Adam en Eva en de slang, niet meer dan een symbool voor het goed en het kwaad. Een dubbele Hollandse krul met de afbeelding van Mercurius en Neptunes is vooral een mooi voorbeeld van de onverwachte vorm die de kleipijp kan aannemen. Door een ongelooflijk toeval verscheen de verzameling van Roosevelt meer dan tachtig jaar na zijn dood plotseling op de markt. In de tussentijd was dat materiaal volstrekt vergeten, vandaar dat de handelaar zich niet bewust was van de herkomst. Dankzij het tijdschriftartikel kon met zekerheid worden vastgesteld van welke illustere Amerikaan dit materiaal afkomstig was. Niet alleen het ensemble stemde overeen, zelfs de defecten aan sommige pijpen waren identiek.

Klik hier voor alle pijpen van Theodore Roosevelt nu in de collectie APM


De tabakspijp voor de verwondering

09-17.110  meer-vrouw-duif-7
APM 17.110

De belangrijkste Nederlandse pijpenverzamelaar van voor de oorlog is Henk van der Hoef, een rijkleding expert van de hoogste orde uit Zeist. Zijn passie voor de pijp startte al aan het begin van de twintigste eeuw en hij ontwikkelde zich als een fanatiek verzamelaar. In tegenstelling tot tegenwoordig was het verzamelen toen een kwestie van overal vragen wie je aan iets kon helpen. De antiekhandel fungeerde nog maar beperkt, bovendien was de rookpijp eerder een courant gebruiksvoorwerp dan een winstwaardige curiositeit. Met zijn fanatisme moet Van der Hoef in Nederland een uitzondering zijn geweest.

Van der Hoef was maker van rijkleding voor de betere stand en had dus veel relaties tot in de hoogste kringen toe. Die contacten brachten hem menig pijpje aan. Een van zijn klanten was prins Bernhard, zelf fervent pijproker dus ongetwijfeld een gewillige gesprekspartner tijdens het passen van kostuums. Eind jaren dertig doneerde de prins hem een porseleinen pijpenkop met zijn voorouderlijke wapen erop. Van een andere relatie kreeg hij een eenvoudig pijpje toegestoken dat te boek stond als peace pipe. Deze pijpen waren door een vader van een gesneuvelde soldaat uit het Engelse leger als aanmoediging aan de frontsoldaten uitgedeeld. De exclusieve kwaliteit van de porseleinen kop en de wonderlijke curiositeitswaarde van de vredespijp kenmerken de variatie binnen de collectie Van der Hoeff.

Verder liep Van der Hoef zoals toen gebruikelijk was de boedelverkopen en veilingen af. Gepassioneerd als hij was bracht hij in meer dan vijftig jaar de mooiste verzameling bijeen die tot op dat moment in Nederland vertoond was. Tegen het eind van zijn carrière kocht Van der Hoef steeds vaker de pijpen van zijn collega-verzamelaars op. Uiteindelijk telde zijn verzameling toen hij zelf hoogbejaard was zo’n duizend voorwerpen, naast pijpen overigens ook tabaksdozen en objecten die met het maken van vuur verband houden. Op dat moment uitte de trotse verzamelaar in een interview dat er voor hem in Nederland niets meer te vinden was.

Prachtig zou het zijn wanneer we het dagboekje van Van der Hoef konden doorlopen om te lezen over zijn trouvailles en ons te vergapen aan de voor ons nu wezensvreemde lage prijzen die oude pijpen toen deden. Helaas, van de verzameling bleef een dwarsdoorsnede bewaard maar zonder enige notitie over het moment van aankoop om nog maar over de herkomst te zwijgen. Dat is vooral spijtig voor wie zich in de achtergrond van de voorwerpen wil verdiepen. Herkomst of een juiste datering zijn nu uitsluitend nog op stilistische gronden te bepalen.

In zijn woonhuis in Zeist had Van der Hoef zijn collectie in een speciale kamer opgesteld, waar alle wanden met pijpen waren behangen. Wanneer hij zijn rariteitenkabinet toonde werd een eindeloze reeks anekdotes opgedist. Helaas, hoe vaak ook verteld, niets is opgetekend en zo bleef alleen het materiaal zelf bewaard, het verhaal ging in rook op. Na het overlijden van Van der Hoef heeft zijn zoon de verzameling nog een tijdje onder zijn hoede gehad, maar uiteindelijk besloot de familie het geheel te verkopen. Dat gebeurde in 1960. Via een omweg kwam pas jaren later een aardig overzicht van zijn bezit in het Pijpenkabinet terecht. Wanneer we de oude foto’s van zijn pijpenkamer bestuderen, herkennen we talloze voorwerpen die nu in het Pijpenkabinet worden geëxposeerd.

Klik voor de pijpen van Van der Hoef in het Amsterdam Pipe Museum