Hoogtepunten uit het Amsterdam Pipe Museum

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2020

Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)

Waterpijpenkop met emailwerk

068-22.977-etn-iran-waterpijpenkop-emailwerk-01
APM 22.977

Deze waterpijpenkop is een van de meest afgebeelde voorwerpen uit onze museumverzameling. Reden daarvoor is dat zij afkomstig is uit de collectie van het voormalige Seita-museum in Parijs. Daar maakte dit object vanaf de stichting eind jaren 1930 deel uit van de collectie. Omdat het niet alleen een zeldzaam voorwerp is, maar ook exclusief en kleurrijk werd het verkozen tot een van de mascottes van het museum. Het voormalige collectienummer staat nog op de voet, in witte inkt omlijst door de kenmerkende vier streepjes is dat nummer "122".

Het voorwerp heeft een hoogte van zestien centimeter en bestaat uit twee materialen. De kern is van hout en heeft een kelkvormige ketel op een stevige voet die naar onderen uitloopt. Die verzwaarde onderzijde dient ervoor het object op de opgaande steel van de waterpijp te klemmen. De buitenzijde is met eenvoudig houtsnijwerk in kerfsneetrant versierd. Onder de ketel zien we een rondlopende band met slingerende bladertak, op de stam velden gevuld met hyacinten, symbool voor vernieuwing en vruchtbaarheid, aan de onderzijde afgesloten met een serie gestileerde cipressen, de levensboom, symbool van eeuwig leven.

068-22.977-iran-waterpijpenkop-emailwerk-06
APM 22.977
068-22.977-iran-waterpijpenkop-emailwerk-09
APM 22.977

Het keteldeel heeft aan de buitenzijde een koperen bekleding gekregen waarop een decoratie in meerkleuren email is aangebracht. Dat polychrome element contrasteert prachtig met de grijsbruine voet en vormt de kracht van het voorwerp. Dit emailwerk rondom de ketel toont vier staande ovalen waarvan er twee met het borstbeeld van een Perzische vrouw. Als schoonheidsideaal heeft zij overtuigend doorlopende wenkbrauwen, iets waar wij nu wat onwennig tegenaan kijken. Twee kleinere medaillons tonen bloeiende bloemen. Tussen deze elementen is ornamentwerk van takken met vogels in goud tegen een blauw fond aangebracht. Langs de onderrand van de ketel zaten oorspronkelijk vier oogjes, van één ervan is het messing sierkettinkje nog aanwezig. Aan de binnenzijde van de ketel heeft zich een dikke koolstofaanslag afgezet als resultaat van jarenlang intensief roken.

Dergelijke waterpijpenkoppen bekroonden de Perzische qalyan, de waterpijp met een druppelvormig reservoir dat in een driepoot op de grond stond. De rook werd doorgaans door een flexibele slang naar de mond gebracht. Het object is een kenmerkend luxe voorwerp dat stamt uit de Kadjar periode tussen 1796 en 1925. Kadjar is in die tijd de koninklijke dynastie in Perzië, het huidige Iran, die oorspronkelijk van Turkse afkomst waren. Het was een periode met veel aandacht voor kunst en kunstnijverheid. Dergelijk emailwerk is een van de kenmerkende uitingen van deze dynastie.

Amsterdam Pipe Museum APM 22.977


Waterreservoir in bidriwerk

069-21.200-etn-india-bidar-reservoir-1
APM 21.200

Het belangrijkste onderdeel van de waterpijp of hubble-the-bubble is het reservoir waarin zich het water bevindt voor het koelen van de rook. Doorgaans is dat ook de voet van de waterpijp. Globaal genomen bestaan er twee typen. De meest bekende is de fles met een vlakke voet die op tafel of op de grond staat. Zij zijn in Turkije maar vooral in India in gebruik. In Perzië was het meer gangbaar een druppelvormig reservoir te gebruiken, van oorsprong een uitgeholde kokosnoot. Aanvankelijk werd de punt van het reservoir in de grond geprikt als de pijp niet gerookt werd. Later komt daarvoor een opengewerkte drievoet in gebruik, waarin de waterpijp wordt neergezet. Door de tijd heen groeit de statuswaarde van de pijp. De oorspronkelijke kokosnoot wordt vervangen voor een metalen reservoir waarin de ovaalvorm zichtbaar blijft. Dat is het type waartoe het hier besproken onderdeel behoort.

Voor de vervaardiging van het waterreservoir, in het Engels ook wel base of hookah base genoemd, is een specifieke techniek gebruikt kenmerkend voor luxe voorwerpen. Het gaat om het zogenaamde bidriwerk. Dit bidriware komt uitsluitend uit de streek Bidar, centraal gelegen in het zuidelijke deel van India. Daar ontwikkelde zich al sinds de veertiende eeuw een uniek handwerk in decoratief metaalwerk dat sindsdien beroemd is gebleven. Aan het ijzer voor het smeden van gebruiksvoorwerpen werd een geringe portie koper en zink toegevoegd waardoor het minder snel roestte. Vervolgens werden de voorwerpen aan de zichtzijde voorzien van een decoratief patroon, vaak geometrisch maar ook floraal. Dat patroon wordt in het metaal uitgestoken en vervolgens ingelegd met puur zilver. Na schuren en polijsten vormen beide metalen een perfect glad oppervlak. Als laatste handeling wordt met een speciaal zuur het ijzer gezwart. Het resultaat is een prachtige wisselwerking tussen twee aan elkaar verwante metaaltinten, het zilver afstekend tegen het zwart.

069-21.200-etn-india-bidar-reservoir-5
APM 21.200
069-21.200-etn-india-bidar-reservoir-6
APM 21.200

Zeldzaam aan dit waterpijpreservoir is de zogenaamde Perzische vorm die in India zoals opgemerkt eigenlijk niet gangbaar was. Toch heeft dit waterreservoir een krachtige druppelvorm gekregen, aan de onderzijde eindigend in een punt en aan de bolle bovenkant met een hals met uitstaande halsrand. Op de schouder bevindt zich de conische steelaanzet. De vorm van deze reservoirs varieert van slank en langgerekt zoals deze naar gedrongen en krachtig, maar heeft steeds een maximale spanning.

De decoratie in bidritechniek is op dit reservoir opmerkelijk uitgebreid en vooral minutieus. Hoofmotief wordt gevormd door vijf staande ovalen die met fijn bladwerk en bloeiende rozen zijn gevuld. Over de schouder en langs de onderzijde zien we een afwisseling van banden met bloemmeanders en lelies, gescheiden door rondlopende ringen met stippels of bloemknopjes. De levendigheid van het decor wordt nog versterkt doordat de schouderband en de bovenste van de drie banden onderaan een omgekeerde techniek lijken te hebben: zilver als achtergrond met de ornamenten van ijzer die als dunne lijnen zijn blijven staan. Dit werk is een teken van groot vakmanschap van de maker, voegt meer zilver toe en is daardoor duurder en luxer, maar het vergroot vooral de contrastwerking in het voorwerp.

De hoge kwaliteit wordt in dit geval mede bewezen doordat het ijzer ook na vele jaren nog de fraaie matzwarte tint heeft, met een zweem van bruinige roestachtige kleur. De contrastwerking met het zilver is nog perfect. Veel stukken verliezen na verloop van tijd of door poetsen van het zilver de diepzwarte kleur, waardoor het effect afzwakt. Het bepalen van de exacte ouderdom is bijna onmogelijk. De techniek is zo traditioneel dat het al honderden jaren onveranderd wordt uitgevoerd door kunstenaar-ambachtslieden die ter plekke worden opgeleid. Toch moet dit waterpijpreservoir uit het midden van de negentiende eeuw stammen, de tijd waarin Perzië tijdens de Kadjar dynastie de meest luxueuze goederen zelf maakte maar ook importeerde zoals bij dit voorwerp.

Uiteraard hoorde bij deze hookah een opgaande steel waarop de losse pijpenkop kwam te staan en een tweede houten roer dat de rook naar de roker transporteerde. Ongelukkigerwijs zijn dergelijke onderdelen haast altijd verloren gegaan. De waardevolle reservoirs bleven bewaard en als zij opnieuw in gebruik kwamen, dan werd nieuw houtwerk gedraaid.

Amsterdam Pipe Museum APM 21.200


Waterpijp in hoornvorm

070-24.492  etn-india-waterpijp-hoornvorm-01
APM 24.492

De waterpijp is in Azië al vanaf het prille begin van de zeventiende eeuw bekend en gebruikt. De behoefte om de rook te koelen zorgde voor deze uitvinding. De waterpijp bestaat uit twee hoofdonderdelen: de ketel om de tabak te branden en een fles met water om de rook te koelen. Een steel verbindt de kop met het reservoir, een tweede fungeert om de rook aan te zuigen.

Het is begrijpelijk dat aanvankelijk een simpele fles als reservoir werd gebruikt. In streken waar deze schaars zijn grijpt men naar materialen die lokaal voorhanden zijn. Een mooi voorbeeld daarvan is deze waterpijp. Als reservoir diende oorspronkelijk een stuk hoorn van een karbouw of andere viervoeter. Van de basis van de hoorn wordt simpelweg een stuk afgezaagd waarin een houten bodem wordt aangebracht. Zo ontstaat een onbreekbaar reservoir dat aan de bovenzijde twee gaten krijgt. De natuurlijke opening in het hoorn is bestemd voor een stop voor het monteren van de pijpenkop, een tweede kleine opening wordt aan de zijkant geboord en dient voor de separate steel. Zo wordt een pijp geboren met een bijzonder opvallend silhouet waarvan je je kunt voorstellen dat deze eigen wordt aan de streek waar deze werd bedacht.

Het gebruik van beschikbare natuurlijke materialen dicteert dus de traditie in vorm en voorkomen. Wanneer deze materialen later verruild worden voor andere blijft vaak de oorspronkelijke vormgeving bestaan. Daarvan is deze waterpijp een prachtig voorbeeld. Het reservoir vertoont nog de oorspronkelijke gebogen vorm van het dierenhoorn, maar is nu in koper nagemaakt. Dat is op buitengewoon zorgvuldige wijze gedaan zeker wanneer we bedenken dat de buiging in het reservoir niet eenvoudig is na te maken. Zo ontstond een waterfles van koper die langs de basis en bovenrand opgesmukt is met dik messingplaat waarin banen met geometrische patronen zijn uitgezaagd. Dat moet gezien het dikke messing een tijdrovend karwei geweest zijn maar geeft door het contrast in kleuren tussen rood en geel een prachtig en speels resultaat. Dat wordt nog versterkt omdat hierop weer een smalle band met roodkoperen ornamenten is bevestigd, opnieuw langs de basis en bovenrand.

070-24.492  etn-india-waterpijp-hoornvorm-06
APM 24.492
070-24.492  etn-india-waterpijp-hoornvorm-07
APM 24.492
070-24.492  etn-india-waterpijp-hoornvorm-13
APM 24.492

De discussie hoeveel tijd er zit tussen de geboorte van het prototype van buffelhoorn en de latere in metaal uitgevoerde exemplaren is geen eenvoudige. Dat vraagstuk gaat over de duur van een traditie, de verandering van materiaal, maar ook algemene verschuivingen in de cultuur waardoor andere materialen en nieuwe technieken in gebruik komen. Interessant genoeg bevindt zich in ons museum een tweede exemplaar van dit type pijp, eveneens van metaal gemaakt maar nu voorzien van een gedreven basis waarop figuren zijn afgebeeld. Die pijp stamt duidelijk uit een volgend stadium aangezien de imitatie van hoorn met koper nu een decoratie in reliëf dicteerde.

De herkomst van deze pijp ligt in Noord-India in de streek Ladakh. Sommige exemplaren zijn echter uit aangrenzende gebieden bekend zelfs tot Lahore in Pakistan toe. Onbekend is of die exemplaren daar gemaakt zijn of als handelswaar daar terecht zijn gekomen. Hoewel de datering van de grondvorm vermoedelijk tot de zeventiende eeuw teruggaat, zal hier van een negentiende eeuws exemplaar sprake zijn. De bizarre vorm van het reservoir samen met de uitstekende kop en steel geven de pijp zo’n specifiek silhouet. Daarmee is het een waterpijp die sterk op zichtzelf staat en geen directe tegenhangers heeft. Dat is precies waar een museumcollectie naar op zoek is.

Amsterdam Pipe Museum APM 24.492


De tabakspijp uit Noord-Siberië

060-19.820-etn-eskimo-tongoosk-1
APM 19.820

Er zijn gebieden in de wereld waar grondstoffen zeldzaam zijn. Wanneer een volk in zo’n streek een pijp wil maken is de keuze beperkt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Tongoosk, een Eskimostam in Siberië. Zij leven met een minimum aan materialen die zij in de natuur vinden. Toen dankzij de handel de tabak eenmaal bekend was geworden in deze afgelegen streek, werd het roken een geliefde vorm van ontspanning. Terwijl de tabak zelf werd geïmporteerd, ontstond voor de pijp een eigen traditie en een eigen ontwerp. Deze pijpen zien we nu als een opmerkelijk en interessant etnografisch object.

De pijpen van de Tongoosk zijn doorgaans uit verschillende materialen samengesteld. De steel is van een zachte houtsoort en heeft altijd een licht opwaartse buiging. Deze stelen hebben vaak een ruitvormige diameter die naar het mondstuk toe dunner wordt. Omdat men er niet in slaagt dit hout te doorboren, worden de stelen in twee helften gemaakt die ieder worden uitgehold. Nadat in beide helften het rookkanaal spiegelbeeldig is aangebracht worden zij met een eenvoudig stuk draad of snoer samengebonden. Dat koordje geeft de pijp een karakteristiek voorkomen en heeft naast een bindfunctie ook een grote decoratieve waarde. Doorgaans is dit draad van vissenhuid gemaakt. De literatuur spreekt van zeehondenhuid of robbenhuid doch bij het hier afgebeelde exemplaar lijkt het eerder om een darmsnaar of pees te gaan.

060-19.820-etn-eskimo-tongoosk-3
APM 19.820
060-19.820-etn-eskimo-tongoosk-7
APM 19.820

Voor de pijpenkop moet naar een beter vuurbestendig materiaal gezocht worden. Soms is dat metaal zoals koper of lood. In dit geval is walrusbot gebruikt dat in een heel specifieke vorm is gesneden. De ketel is namelijk trechtervormige en klein en het formaat stemt uiteraard overeen met de schaarste aan tabak in die streek. Op de schaalvormige pijpenkop kan een klein beetje tabak volledig worden verbrand. Uiteraard sluit dat aan bij de zuinige manier van leven van het volk. Een filter van gras of dierenhaar wordt in de stam van de ketel gestoken en moet er voor zorgen dat de volledig tot as verbrande tabak niet in de rook meegezogen wordt. Een dergelijk filter tegen zogenaamde vliegende asresten wordt ook in andere culturen wel gebruikt. In dit geval is de pijp voorzien van een separaat mondstuk dat eveneens uit walrusbot gesneden is en zelfs voorzien is van een knopmondstuk. Dat mondstuk maakt de pijp beduidend duurzamer dan het zachte hout van het basismateriaal.

Veel Eskimo kunstnijverheid wordt gedetermineerd als Alaska of ruimer Noord-Amerikaans. Dit voorwerp vormt daarop een uitzondering omdat het van Aziatische herkomst is. De datering van deze pijp ligt in het eerste kwart van de twintigste eeuw, maar de pijp in deze vorm is bij de Tongoosk al veel langer in gebruik. De aanduiding Tongoosk is overigens inmiddels achterhaald en wordt nog maar zelden gebruikt. Google vindt dit woord eigenlijk maar op twee plaatsen, in ons museum en in het British Museum. In beide gevallen is de naam gebaseerd op de beschrijving die de beroemde verzamelaar William Bragge in 1880 aan dit soort pijpen gaf. Aangezien Tongoosk eigenlijk een denigrerende Russische term is voor een etnolinguïstische groep in Noordoost-Siberië, is de naam inmiddels gewijzigd in Evenki.

Amsterdam Pipe Museum APM 19.820


Staande kraanvogel als waterpijp

070-22.796-etn-china-waterpijp-kraanvogel-04
APM 22.796

Als alternatief voor de gewone tabakspijp heeft de Chinese roker altijd over een waterpijp kunnen beschikken. Meest algemeen zijn de uit een specifiek Chinese metaal gemaakte rooksets, bestaande uit een rechthoekige doos die een handzame waterpijp bevat naast een kleine tabakspot. Tussen beide voorwerpen bevindt zich een haak met oog om het voorwerp aan de ceintuur mee te dragen. Op die plaats worden ook de rookgereedschapjes opgeborgen: een pincet, een prikker en een borsteltje. Iedereen met enige belangstelling voor tabakspijpen kent deze rooknecessaires of reis sets.

Die veelvoorkomende waterpijpen zijn van pakton gemaakt, een legering van ijzer, nikkel en koper. Die specifieke legering lijkt het meest op onze alpaca, al neigen wij van zilver te spreken terwijl dat in China nooit het geval is. Zij benoemen de legering als koper. Beide laten zich oppoetsen tot een bijna zilverachtige glans. Dat zich een hele industrie van deze pijpen ontwikkelde zal niemand verbazen. En dat uit die nijverheid weer nieuwe vindingen kwamen is ook niet verwonderlijk. Zo’n curiositeit komt hier ter sprake.

070-22.796-etn-china-waterpijp-kraanvogel-03
APM 22.796
070-22.796-etn-china-waterpijp-kraanvogel-05
APM 22.796

In de fabrieken voor pakton voorwerpen zijn maar bij mondjesmaat waterpijpen gemaakt in figurale vorm. Dat is niet verbazend want bij een figuraal voorwerp verviel het praktische en handzame van de rookset. Daarmee ontstond een curiositeit als de hierbij afgebeelde pijp in de vorm van een staande kraanvogel. Het dier rust met zijn poten op een lotusblad met een gelobde contour, dat de stabiele voet van het voorwerp vormt. Op de hoge poten van de vogel staat een ovaalvormige romp met dunne, lange, iets gebogen nek en slanke vogelkop. De snavel is het mondstuk van de pijp. Op de rug van de vogel zien we graveersteken die het verendek gestileerd weergeven. Op deze plaats is ook de ketelinzet aangebracht met een separate cilindrische inschuifbare pijpenkop. Inwendig heeft deze ketel een geometrisch roostertje om de fijngesneden tabak op te branden. Het zorgvuldige van het maaksel wordt nogmaals bewezen met accenten in roodkoper die op de ogen en de kuif zijn aangebracht, maar ook op de tenen van het dier.

In China zijn de hemelse kraanvogels geliefde dieren om af te beelden. De tian-he of de gezegende kraanvogel is er een, de andere is de xian-he ofwel de boodschappers van wijsheid. De legendarische Taoïstische wijsheden werden vervoerd op de rug van een kraanvogel. Of de roker van toentertijd zich die hoge lyrische informatie bewust was is de vraag. Zo niet, dan kan deze ten minste genoten hebben van de bijzondere vormgeving van deze pijp waarmee je onder rokers ongetwijfeld goede sier maakt. Maar, gezien de zeldzaamheid is de vogelpijp geen gangbaar artikel geweest; het heeft jaren geduurd eer deze schepping in onze museumcollectie vertegenwoordigd was.

Amsterdam Pipe Museum APM 22.796


Een gouden kiseru voor dames

071-19.672-etn-kiseru-goud-spiraal-1
APM 19.672

Vanaf het moment dat het roken in Japan bekend wordt, gebruikt men er een speciaal type pijp. Het is de zogenaamde kiseru, een pijp met een kleine trechtervormige metalen kop en een bamboe steel. Het mondstuk is eveneens van metaal met een steelaanzet spiegelbeeldig aan de steelopmaat van de ketel. De kiseru zal eeuwenlang populair blijven, totdat deze verdrongen wordt door de West-Europese houten pijp, iets dat plaatsvond tussen de twee Wereldoorlogen. In dezelfde tijd verandert ook de smaakbeleving van de Japanse roker. De uiterst fijn gesneden, halfzware kiseru tabak wordt verruild voor de gearomatiseerde Europese tabak. De pijproker die een sterkere smaak begeert, kan overstappen op de sigaret.

071-19.672-etn-kiseru-goud-spiraal-3
APM 19.672
071-19.672-etn-kiseru-goud-spiraal-4
APM 19.672

In Japan roken zowel mannen als vrouwen pijp, al is in het rookinstrument duidelijk onderscheid te zien. De pijp voor de man is beduidend groter en grover, die voor de vrouw is klein en elegant. De uitvoering van de pijp is verder sterk aan de status van de roker gerelateerd: aan de tabakspijp kun je het rang- en het standsgevoel van de gebruiker goed aflezen. Een schitterend voorbeeld van een specifieke maar vooral ook chique damespijp is deze gouden kiseru. Deze pijp behoort tot de kostbaarste soorten omdat het een kiseru is met een exclusief voorkomen waarbij met het duurste materiaal geen opzichtig maar juist een heel bescheiden resultaat is verkregen.

Bij deze pijp is het gouden oppervlak onversierd gelaten op een getordeerde lijn na die op geraffineerde wijze op beide metalen steeldelen is aangebracht. Dat gebeurde door gravering in de steel, die vervolgens met een legering van goud, koper en zwavel weer is ingevuld. Deze techniek duiden we aan met niëllo een werkwijze die vaak in zilver maar zelden in goud gebeurde. Dat ingebrande mengsel resulteerde in een bijzondere blauwachtige tint. Na het polijsten werd een prachtig glad oppervlak verkregen met een onverslijtbare decoratie.

Een datering voor deze pijp is moeilijk te geven. De kiseru is nauwelijks aan ontwikkeling onderhevig. Minimale verschillen in de ketelvorm of het mondstuk vormen de enige aanwijzing voor een nauwkeurigere periodisering. Bij dit exemplaar wijst het rechte ongeprofileerde mondstuk en de gebrande decoratie op het bamboe op een vroegere datering. De Japanners zouden in dit geval spreken van een pijp uit de Edo-periode. Hoewel dat tijdvak al in 1603 begint, gaat het hier om een product uit de laatste decennia van die periode, zo tussen 1850 en 1870.

Amsterdam Pipe Museum APM 19.672


Een prestigieuze kiseru met karper

072-19.645-etn-japan-kiseru-zilver-karper-01
APM 19.645

De Japanse pijp heet kiseru en is van metaal gemaakt. Zij bestaat uit een kleine pijpenkop met kom- of trechtervorm aan een korte steelaanzet. Het mondstuk, eveneens van metaal wordt samen met de kop op een houten of bamboe steel geschoven. De standaard pijp is van ongedecoreerd onedel metaal zoals messing. Voor wie zich echter meer kan permitteren bestaan zeer luxe kiserus waarmee de roker kan imponeren. Bij ontmoetingen, zowel privé als in het openbaar, kan het tevoorschijn halen van een fraaie pijp de status van de bezitter onderstrepen. De Japanners hebben daar vooral in de negentiende eeuw dankbaar gebruik van gemaakt.

Het toppunt van luxe wordt uitgedragen door deze zilveren pijp, voorzien van gouddecoraties. De twee huizen van de pijp, die delen waarin het houten roer wordt geschoven, zijn hier rijk versierd met een rondlopende decoratie die van buitengewoon knap vakmanschap getuigt. Hoofdmotief is een karper die uit het water oprijst en dit dier is prachtig uitgevoerd in massief goud van een hoog gehalte dat met een diepe geeltint tegen de blanke omgeving afsteekt. De schuimkoppen op de golven zijn met een sterk zilverreliëf heel treffend gemodelleerd. Als achtergrond zijn rietstengels en bladeren in een veel lichter reliëf aangebracht.

072-19.645-etn-japan-kiseru-zilver-karper-03
APM 19.645

Het gedeelte bij de pijpenkop toont een landschap met bergen op de achtergrond. Omdat langs de onderrand nog de rieteinden met schuimkoppen zijn afgebeeld, is deze voorstelling een voortzetting van die op het mondstuk. De golven en het riet gaan ongemerkt over in rotsgrond met een bloeiende prunus en andere bloemdragende planten die weer in goud geaccentueerd zijn. Het relatief hoge reliëf van de voorstelling versterkt de dieptewerking op buitengewoon knappe wijze. Ontzag wekt ook het rondom doorlopende van de voorstelling en natuurlijk de nauwe relatie tussen beide onderdelen.

072-19.645-etn-japan-kiseru-zilver-karper-13
APM 19.645
072-19.645-etn-japan-kiseru-zilver-karper-16
APM 19.645
072-19.645-etn-japan-kiseru-zilver-karper-17
APM 19.645

Het hoofdmotief, de karper is in Japan het symbool van de volharding. Volgens de traditie zouden karpers, in het Japans Koi, ieder jaar over de watervallen in de Hunang-he springen om hun paaiplaatsen te bereiken. Het verhaal ging verder dat ze bij het passeren van de stroomversnelling met de naam Drakenpoort in heuse draken zouden veranderen. De karper was daardoor mede een teken van succes. De pantserachtige schubben van de karper maakte hem voor de Japanse samoerai tot een zinnebeeld van krijgshaftigheid.

Inlegwerk van goud in zilver was een favoriete bezigheid voor de Japanse edelsmid die zijn vak verstond. Deze pijp scoort hoog en is een waardig voorbeeld van de duurste soorten kiserus die er bestaan. Vraag daarbij blijft natuurlijk: wie rookte uit een dergelijke opvallende pijp? Vermogende rokers, dat zondermeer, maar of zij tot de elite behoorden of tot de nouveau riche, dat wordt door de pijp niet verraden maar ligt in het maatschappelijke gevoel verborgen. Voor de West-Europeaan zijn dergelijke cultuurpatronen moeilijk invoelbaar.

Amsterdam Pipe Museum APM 19.645


Bong met zilvermontage

073-23.576-etn-china-bamboe-bong-zilverbeslag-01
APM 23.576

Als pijp is de bong in West-Europa pas bekend geworden door de hippies en hun volgelingen en wel speciaal voor het roken van hasj. We hebben het over een doorgaans buisvormige pijp met een kleine kop en een ruim rookreservoir. In deze rookkamer kan de rook afkoelen wat ervoor zorgt dat deze bij het inhaleren prettiger smaakt. Van oorsprong is de bong een Oosterse vinding. Het Thaise woord baung wordt gebruikt voor de cilindrische bamboe pijp om marihuana uit te roken, vermoedelijk ligt daar de oorsprong voor deze kenmerkende pijp. Inmiddels wordt de bong in het hele zuidoosten van Azië gebruikt. De bamboe pijp is eenvoudig te maken van materiaal dat ruim voorhanden is, vandaar dat de bong kenmerkend is geworden voor heel Zuid- en Zuidoost-Azië.

De oorspronkelijke bong is dus een forse bamboe buis met op een derde van onder een schuins ingestoken dun buisje waarin de ketel geplaatst is. Die ketel is doorgaans gemaakt van de verdikte knoop van het bamboe en is daardoor dus wat verbreed en zodoende beter tegen inbranden beschermd. De bong is in principe een waterpijp, het water dient ter koeling van de rook. Vooral bij sterke hasj maakt die koeling de rook minder scherp.

073-23.576-etn-china-bamboe-bong-zilverbeslag-05
APM 23.576
073-23.576-etn-china-bamboe-bong-zilverbeslag-07
APM 23.576
073-23.576-etn-china-bamboe-bong-zilverbeslag-09
APM 23.576

Het is gebruikelijk dat valse lucht bij de rook gezogen wordt en daarom zijn er in het bamboe één of twee gaatjes geboord, aangeduid met klapgat of ook wel gewoon luchtgat. Die kun je met je vingers bedekken of juist open zetten wanneer je de te sterke rook wilt aanlengen. Na het roken wordt bij de laatste trek de rook uit de pijp gezogen door deze zogenaamde klapgaten open te houden.

De hier besproken bong behoort tot de luxere uitingen, al heeft deze duidelijk de traditionele vorm. We zien de twee bamboe onderdelen, de grote buisvorm is hier qua diameter betrekkelijk bescheiden gebleven wat wijst op het gebruik door een niet al te geroutineerde roker. Het voorwerp is extra chique omdat als opsmuk zilverbeslag is toegepast. Zowel de basis als de top zijn met een band zilver afgezet met heel speels een fraai gecontourneerde rand. Dit zilver is gedecoreerd met typische Chinese motieven. Halverwege de dikke buis zien we twee zilveren rozetten als omlijsting van het luchtgat, waartussen een buisje als verbinding. De inlaat voor de veel dunnere steel heeft een gecontourneerde rechthoekige afdekplaat met op gegranuleerd fond een opschrift in Chinese karakters. Boven de pijpenkop, aan de voorzijde is als extra ornament een gestileerde vleermuis in gedreven zilver te zien. Tenslotte is direct onder de ketel nog een versiering aangebracht met als basis een Chinese karakter waarop drie sierstenen in paars, groen en blauw. Zij vormen de juwelen van de pijp en onderstrepen de status van de roker.

Al met al is het een mooi voorbeeld van een traditioneel lokaal rookinstrument, zij het dan in een luxe uitvoering. Het roken van hasj is in de oosterse culturen vooral iets voor de minder bemiddelden, zodat luxe pijpen als deze tot de zeldzaamheden behoren. De meeste bongs zijn juist van eenvoudig bamboe, soms met simpele messing ringen als versteviging. Zij gaan niet lang mee en dat hoeft ook niet, zij worden bij grote aantallen gemaakt en zijn goedkoop. Dat geldt niet voor dit opgesmukte exemplaar.

Amsterdam Pipe Museum APM 23.576


Een vleermuis als pommel

074-17.415-opium-pijp-ivoor-1
APM 17.415

De Chinese opiumpijp kenmerkt zich door een lange buisvorm waarop een stuk van het eind de pijpenkop haaks is geplaatst. Het handvat dat achter de pijpenkop ontstaat wordt door de opiumschuiver gebruikt om de pijp precies boven de vlam van de opiumlamp te houden. Zo verwarmd vaporiseert de opium en kan de schuiver de damp inhaleren. Bamboe is voor dergelijke pijpen het meest geschikt omdat het vocht absorbeert, daarnaast zijn er statusobjecten waarvan ivoor een van de favorieten is.

Kenmerkend voor opiumpijpen die uit ivoor gemaakt zijn is dat zij een lichte buiging vertonen, die nogal wat speculaties teweeg heeft gebracht. Sommige personen beweren dat dit de buiging van de slagtand van de olifant is. De snijder zou nerfstructuur van het tandmateriaal graag volgen want dat is niet alleen efficiënt voor het materiaalgebruik maar bovendien gunstig want de nerfstructuur zorgde ervoor dat een voorwerp minder snel zou barsten. Helaas blijkt die theorie niet juist te zijn want zelfs de allergrootste slagtanden zijn voor een vrijwel rechte opiumpijp te sterk gebogen. Het lijkt er eerder op dat de pijpenmaker geen rekening hield met de nerfstructuur van het materiaal omdat hij er voor moest kiezen dat het product zo recht mogelijk werd. De zeer geringe buiging van de meeste opiumpijpen zou als werking van het materiaal ontstaan kunnen zijn.

074-17.415-opium-pijp-ivoor-3
APM 17.415
074-17.415-opium-pijp-ivoor-6
APM 17.415

Genoeg over de theorie van de rechte en licht gebogen rechte opiumpijp. Het meest bijzondere aan deze pijp is niet de minimale kromming maar de pommel. Opiumpijpen worden naar één zijde gehouden wanneer zij worden gerookt. Om een houvast voor de vingers te hebben tijdens dit draaien wordt op een serieuze opiumpijp altijd een pommel of vingersteun aangebracht. Bij bamboe pijpen is dat doorgaans de fraai gesneden loot van een zijtak. Bij ivoor wordt deze pommel uitgesneden uit het ivoor. Bij het draaien van de buisvorm van de pijp werd daarvoor een massief blokje uitgespaard, waaruit later met de hand een figuratie werd gesneden. Qua onderwerp is bij de ivoren pijp de Boeddha het meest algemeen. Bij deze pijp is voor een hemelse rat ofwel een vleermuis met gespreide vleugels gekozen, voor de Chinees een belangrijk teken voor lang leven, maar ook voor vreugde en goede fortuin. Het dier is hier licht gestileerd weergegeven en wordt het fixatiepunt voor het oog van iedereen die naar deze pijp kijkt.

De ketel zelf wordt door een zadel met de pijp verbonden. Deze verbindingsplaat op de steel van de pijp mondt in het centrum uit in een cirkelvormige houder voor de pijpenkop. Overeenkomstig de luxe aard van deze ivoren pijp is het zadel hier van zilver gemaakt. Het vertoont fraaie golvende contourneringen en is verder opgesierd met twee semi-edelstenen in cirkelvormige zetting: een troebele groene en een transparante bruinrode steen.

Al met al is het een eenvoudige maar toch chique pijp. Bescheiden van voorkomen maar exclusief in materiaalgebruik. Het gaat duidelijk om een pijp met een hoge status. Ivoren pijpen waren niet de beste om te gebruiken, maar wel het meest gewaardeerd als pronkobject. Dat zien we ook aan deze pijp: hij is minimaal gebruikt maar daardoor wel prachtig bewaard gebleven. De herkomst is China al is een nadere streek van ontstaan niet te geven. Een kwalificatie als omgeving Kanton die dikwijls wordt gegeven heeft geen grond. De datering ligt tussen 1880 en 1900.

Amsterdam Pipe Museum APM 17.415


Maoripijp met maskerkop

075-22.288-etn-maori-figuurpijp-01
APM 22.288

De inwoners van Nieuw Zeeland hebben zich zeer verdienstelijk gemaakt in het snijden van houten voorwerpen. Zij ontwikkelden daarin een stijl die onderscheidenlijk is van iedere andere kunstnijverheid waar ook ter wereld. Voornaamste kenmerk vormen de geometrische motieven die de voorwerpen overwoekeren en waarin de kenmerkende Maori maskers te herkennen zijn, samen met stereotype ornamenten.

Bewijs van hun artistieke prestaties is deze tabakspijp met figurale ketel aan een rechte steel. Qua vorm is het een pijp zoals veel Europese bruyèrehouten pijpen die vanaf 1860 veelvuldig gemaakt zijn. Zowel de hoofdvorm als het materiaal wijzen daarop. Wat het voorwerp echter uniek maakt is de decoratie. Aan de steelzijde van de ketel zien we in hoogreliëf een angstaanjagende maskerkop met opvallende wijd open ogen onder vrijstaand gesneden hoge wenkbrauwen. De geopende mond vol scherpe tandjes is rond de steelaanzet te zien. Aan de keerzijde van de ketel is een tweede masker gesneden, ook met geopende mond met vergelijkbare tanden. De Maori noemen dit een wheku, een maskergezicht dat volgens traditie aan de gevel van het gemeenschapshuis hangt ter afschrikking van boze geesten. Uit een spiraal achter de mondhoeken ontspringen armen die benen vasthouden aan de ketelbasis. De billen zijn, net als de schouders gevormd als spiralen. De beide zijkanten van de ketel tonen een geometrisch vlechtmotief dat bekend staat als rauponga pattern: rijen inkepingen als hondentanden afgewisseld met parallelle groeven, alles bedoeld als gestileerde uitbeelding van de boomvaren. Zo ontstond een volledig bedekt oppervlak, geen plekje op de pijp is onversierd gelaten.

Ook de steel is volledig gesneden met een getordeerd rauponga patroon. Het verdikt steeleind heeft ook weer twee ogen, waardoor je er met wat fantasie de kop van een jong vogeltje in kunt zien. Alle zes ogen in de voorstelling zijn met parelmoer ingelegd, met centraal zwarte pupillen. De Maori gebruiken hiervoor het parelmoer van zeeoren, wat zij zelf met paua aanduiden. In Engelse literatuur heet het abalone, maar voor de duidelijkheid geven we ook de Latijnse naam haliotis. De tabakspijp is voorzien van een recht buffelhoornen roer met afgeplatte beet en knoop, een typisch Europees element. De aanzet van het separate roer is heel aantrekkelijk gecontourneerd, wat we in Europa nog nooit gezien hebben.

075-22.288-etn-maori-figuurpijp-03
APM 22.288
075-22.288-etn-maori-figuurpijp-08
APM 22.288
075-22.288-etn-maori-figuurpijp-09
APM 22.288

Pijpenliefhebber en kenner Alfred Dunhill beeldt in zijn The Pipe Book een object af dat opvallende gelijkenis vertoont. Hij spreekt van English style in tegenstelling tot pijpen die de Maori maakten waaraan niet de invloed van de Engelse exportpijpen ten grondslag lag. Dunhill tekende de pijp na van het origineel dat zich toen al in het British Museum bevond. Dat object is daar reeds in 1896 binnengekomen, met een exceptioneel gedetailleerde herkomst. De pijp was ooit bezit van de Maori koning Tawhiao (regeerde 1860-1894), die hem cadeau gaf aan Julius von Haast, de Duitse directeur van het Museum van Christchurch. Deze gaf de pijp op zijn beurt door aan Enrico Giglioli, zijn collega van het Koninklijk Museum voor Natuurlijke Historie in Florence. Vanuit Italië is het voorwerp uiteindelijk in 1896 in het British Museum terechtgekomen.

Alsof dit nog niet precies genoeg is, hebben alle eigenaren ook nog de maker van deze pijp genoteerd: Patoromu Tamatea van de Ngati Tamateatutahi clan, onderdeel van het grotere volk de Te Arawa. De datering zou in de jaren 1870 liggen. De Te Awara is een van de Maori-volken dat zijn gebied heeft midden op het Noord-Eiland, vanaf de kust tot aan het Lake Rotorua. Door grote bedreigingen van naburige stammen besloten de Te Awara vanaf 1860 sterker samen te werken met de Engelse kolonisten om zo van hun bescherming te kunnen profiteren. Dat ging samen met een versmelting van hun eigen animistische geloof met het anglicaanse. Deze assimilatie heeft ongetwijfeld ook gezorgd voor de kennismaking met de typisch Engelse briar-pipes, die ten grondslag liggen aan ons voorbeeld. Gezien de opvallende gelijkenis tussen de twee pijpen, één in het British Museum, de andere in Amsterdam kunnen we onze pijp veilig toeschrijven aan dezelfde snijder en met dezelfde datering.

Literatuur: Don Duco, Tabakspijpen van de Maori, Amsterdam, 2010.

Amsterdam Pipe Museum APM 22.288


Inleiding

Voorhistorisch

Archeologisch

Pijpen van klei

Keramische rookpijpen

Porselein als materiaal

Het magische meerschuim

Europese houten pijpen

Andere Europese pijpen

Pijpen uit Noord en Zuid Amerika

Pijpen uit Afrika

Pijpen uit Azië

Pijpenmakergereedschap

Tabacologische voorwerpen

Curiosa en varia