Frans figuraal als inspiratie voor Belgische pijpenfabrieken

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2014

Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)

Beschrijving:
Behandelt de invloed van de Franse figurale tabakspijp op de Belgische pijpontwerpen uit de periode 1800-1910.

De Franse figuurpijp is in de negentiende eeuw een van de populairste soorten tabakspijpen geweest. Figuraal uitgewerkte rookpijpen, waarmee de consument een politieke, maatschappelijke, sociale of culturele boodschap uitdroeg, werden in veel kringen geliefd. De start van die beweging ligt rond 1820. Tegen het midden van de negentiende eeuw was er sprake van een geweldige rage die vervolgens tot aan de Eerste Wereldoorlog doorliep. De productie vond bij steeds grotere aantallen plaats, de bedrijven die dit artikel leverden maakten een geweldige bloei door. Niet verwonderlijk vormde de joyeuze Franse pijp een inspiratie voor de pijpenfabrieken in andere landen. De Belgische pijpennijverheid, overwegend gesitueerd in de Maasstreek, heeft van die Franse verdienste zeer geprofiteerd. Gelegen tussen twee invloedssferen, de Goudse nijverheid met zijn traditionele langgesteelde pijp en Frankrijk met het figurale werk, kon het zich van twee zijden laten beïnvloeden en dat is ook gebeurd. Voor België was Gouda tot aan het begin van de negentiende eeuw dè inspiratiebron. De kenmerkende Goudse pijpmodellen werden er nagemaakt, inclusief hun merken. Daarna wijzigde de mode zich en kwam de invloed vanuit Frankrijk. Het ging niet langer om modellen en merken maar om ontwerpen en decoraties.

Een analyse van de versierde en gefigureerde Belgische pijp is nooit gemaakt. Wel is de nijverheid in die streek vanuit historisch perspectief in beeld gebracht,[1] maar de uitbeeldingen in de pijp en de inspiratiebron ervoor worden in die publicatie niet uitgediept. Verder bestaat er een tentoonstellingscatalogus die de verschijningsvorm van de Belgische pijp toont, al ontbreekt daarin de relevante tekst.[2] Een synthese tussen die twee publicaties is tenslotte een publicatie over de Belgische makers en hun merken, maar opnieuw blijft de pijp zelf buiten beeld.[3] Sinds die drie studies is uit verzamelingen veel meer materiaal bekend geworden en is het tijd een balans op te maken om de figuratie in de Belgische kleipijp nader te duiden. Het begrip inspiratie is daarbij het kernwoord en duidt op de positieve impuls die de Belgische kleipijp vanuit Frankrijk heeft ondervonden. Helaas is er lang niet altijd van inspiratie sprake, maar van navolging en zelfs klakkeloos kopiëren. Die producten laten zien dat het in de pijpenbranche niet om kunst gaat, maar gewoon van een economisch verantwoord produceren.

Dit artikel bespreekt kleipijpen uit Belgische bedrijven vormgegeven onder invloed van de Franse kleipijp. Zij lopen van letterlijke navolgingen ofwel kopieën over in vrije interpretaties waarin de oorspronkelijke ontwerpgedachte tot iets typisch Belgisch is omgevormd. Interessant daarbij is hoe de Belgische bedrijven de Franse verdienste combineren met hun eigen specifieke wensen. Vrijwel alle Belgische werkplaatsen maken op de een of andere wijze gebruik van het renommee van de Franse fabrieken. Behalve dat zij de ontwerpen navolgen, is er ook sprake van het kopiëren van merken of het lanceren van misleidende fabrieksnamen. Uit al deze uitingen klinkt primair het belang door van de oorspronkelijke Franse figuurpijp, daarnaast het onvermogen van bedrijven elders om tot eigen scheppingen te komen. Sommige Belgische pijpenfabrieken ontwerpen wel zelf al is er dan toch vaak sprake van inspiratie vanuit de Franse verdienste. In zeldzame gevallen worden die inventies meer succesvol dan de Franse voorbeelden. Dit artikel brengt die wisselwerkingen tussen de centra voor het voetlicht aan de hand van een reeks specifieke producten.

Negentiende eeuwse pijpenfabrieken in België

Aan het begin van de negentiende eeuw was de pijpennijverheid in België over een groot deel van het land verspreid, met een concentratie tussen de plaatsen Doornik en Bergen in het westen en Andenne en Luik in het oosten. Voor veel van deze fabrieken is de Maas een belangrijke verkeersader. In de meeste gevallen werd de productie geleverd in kleinere werkplaatsen waar men pipes à la façon de Gouda maakte. Het ging om imitaties van de befaamde Goudse pijp, waarbij naast het model en de steellengte ook de Goudse merkentraditie werd nagevolgd. Zo waren de pijpen vrijwel zonder uitzondering voorzien van Goudse hielmerken en zelfs het bijmerk van de stad Gouda, het befaamde wapenschildje ontbrak niet. Eén fabriek sprong er met kop en schouders boven uit, dat was het familiebedrijf van Winand in Andenne. In 1818 werkten in deze fabriek ruim vijftig arbeiders.[4] Hun producten droegen op de hiel het gestempelde merk WS gekroond, nagezet naar Gouds voorbeeld.

01-20.893-givet-clay-pipe-blanc-garin-lepaulle
Afb. 1a. APM 20.893
01-20.893-givet-clay-pipe-blanc-garin-lepaulle-2
Afb. 1b. APM 20.893
01-20.893-givet-clay-pipe-blanc-garin-lepaulle-3
Afb. 1c. APM 20.893

Tussen 1800 en 1830 neemt het aantal werkplaatsen in België toe. Na een start in de Goudse modellen wordt in het tweede kwart van de negentiende eeuw bij veel Belgische bedrijven een nieuwe stijl ingevoerd, die verbreding van de verkoop teweeg brengt. Opnieuw is het geen Belgische verdienste maar nu gaat het om kopieerwerk van de nieuwste loot van hun Franse concurrenten. De Franse pijpenmakerijen ontwikkelden namelijk vanaf 1820 met succes de figurale pijp. Bij deze vinding is de pijpenkop verstopt in een sculptuurtje die het model van de pijp verdoezelt (afb. 1). Deze figuurpijpen beginnen bescheiden maar worden al gauw ware kunstwerkjes. Zij verdringen in een rap tempo de ouderwetse langgesteelde Goudse pijpen. De Belgische fabrikant kan in deze nieuwe modelijn niet achterblijven. Zo ontstond een spanningsveld tussen twee stijlen: de traditionele Goudse en de figurale Franse. Onderlinge concurrentie tussen de bedrijven zorgde voor specifieke zwaartepunten waarbij iedere werkplaats zich met eigen producten kon profileren om zo een marktsegment te bedienen.

02-14.990-patentletter-chokier-wingender-01
Afb. 2a. APM 14.990
02-14.990-patentletter-chokier-wingender-02
Afb. 2b. APM 14.990

Zoals gebruikelijk start deze beweging ook in België bij verschillende fabrieken min of meer gelijktijdig. De boventoon wordt gevoerd door de familie Wingender-Knoedgen uit Chokier. Bij dat bedrijf kunnen we die ontwikkeling het best volgen, dankzij een vroege catalogus die bewaard bleef.[5] Dit bedrijf was opgezet door een broer en zus van de Westerwaldse pijpenmakersfamilie Knoedgen namelijk Jacques en Marie-Anne Knoedgen die in Chokier aan de Maas neerstreken. Het huwelijk van Henri Wingender met Marie-Anne Knoedgen in 1834 markeert de start onder de naam Knoedgen-Wingender. Wanneer in 1838 Jacques Knoedgen trouwt, besluiten broer en zus hun eigen weg te gaan; de broer vertrekt in 1839 naar Luik. In Chokier werkt het bedrijf verder als Wingender-Knoedgen. Kenmerkend voor die tijd is het assortiment een compromis tussen de Goudse en de Franse pijpen maar interessant genoeg zien we ook invloeden uit het Westerwald, de bakermat van de werklieden bij dit bedrijf. Klanten zijn de rokers die niet de toon aangeven maar die de mode op zekere afstand volgen en dat is juist de grootste groep. Incidenteel komen er bijzondere producten tot stand, daarvan getuigt een brevet d'invention uit 1858 waarin Wingender-Knoedgen het patent voor een systeempijp verkrijgt (afb. 2).[6] In 1874 vindt de overdracht op de volgende generatie plaats onder leiding van de broers Félix en Louis Wingender. De firma wordt achtereenvolgend Félix Wingender en Wingender Frères genoemd.

Jacques Knoedgen vertrok zoals vermeld in 1839 naar Luik en stichtte daar een eigen pijpenfabriek, samen met zijn broer Jean-Jacques Knoedgen en dat leidde opnieuw tot opsplitsingen. Jacques stierf al in 1845 en zijn weduwe Petronille Baudinet hertrouwde in 1848 Antoine Thres, een werknemer van haar fabriek. Wanneer zij in 1851 sterft vertrekt Antoine Thres naar het nabijgelegen Grivegnée. Daar hertrouwt hij in 1856 en noemt zich vanaf dat moment Trees. Ook zijn fabriek groeit uit tot een succesvol bedrijf. Jean-Jacques Knoedgen, die zich in 1839 in Luik met zijn broer Jacques geassocieerd had, verlaat Luik in 1846 en vestigt zich via Maastricht in 1853 in het meer noordelijk gelegen Brée. Ook die fabriek blijkt snel een succes en zal tot in de twintigste eeuw kleipijpen produceren. Vooral de fabrieken Wingender en Knoedgen zijn zeer bekend geworden, Trees blijft daarbij achter. Ondanks de opsplitsing in drie fabrieken zien we een sterke overeenkomst in het assortiment. Vooral Wingender en Knoedgen hebben een lange geschiedenis geschreven en zijn de Gambiers of Goedewaagens van België. De productie van kleipijpen stopt bij beide bedrijven pas rond 1930.

03-15.998-henri-cuvellier-bust-christoffel-colomb-1
Afb. 3a. APM 15.998
03-15.998-henri-cuvellier-bust-christoffel-colomb-3
Afb. 3b. APM 15.998
03-15.998-henri-cuvellier-bust-christoffel-colomb-4
Afb. 3c. APM 15.998

De introductie van de Franse figurale mode zet vanaf 1850 in België goed door en dat betekent dat het assortiment een mengvorm wordt tussen de Goudse en de Franse smaak. Geleidelijk legt de traditionele Gouwenaar het af tegen de kortere pijp, al dan niet figuraal. De Belgische bedrijven kopiëren een productieassortiment bij elkaar, zoals zij dat eerder met de Goudse pijpen hadden gedaan. Daarmee karakteriseren de Belgische bedrijven zich opnieuw als productiewerkplaatsen en missen wat de grote Franse fabrieken kenmerken, de unieke factor van het ontwerpen en vormgeven.

04-12.202-pressmould-goedewaagen-van-dijck-pipebowl-0
Afb. 4a. APM 12.202
04-12.202-pressmould-goedewaagen-van-dijck-pipebowl-1
Afb. 4b. APM 12.202
04-12.202-pressmould-goedewaagen-van-dijck-pipebowl-2
Afb. 4c. APM 12.202

In de periode tussen 1850 en 1880 werkten er in de Maasstreek ook nog enkele andere fabrieken die de figuratie van de pijp uitvoerden en wèl de factor eigen ontwerpen hadden geïncorporeerd. Eén zo'n fabrikant is Henri Cuvellier die op hoog niveau een origineel assortiment opbouwde grotendeels uit eigen koker maar analoog aan de Franse mode. Van zijn kleipijpen is helaas nauwelijks iets bewaard gebleven, alleen vanuit de archeologie kennen we enkele voorbeelden (afb. 3). Zij bewijzen dat Cuvellier een bijzondere ontwerplijn had, bijna met dezelfde allure als bij Gambier in Givet of Gisclon in Lille. Het bijzondere van Cuvellier zat in het maatschappelijke engagement van zijn ontwerpen. Hij bediende de sociaal betrokken roker, die altijd in was voor iets nieuws. Die werkwijze was zeer verplichtend, er was geen sprake van een langlopende traditie maar van rages kort van duur. In de jaren 1870 verdwijnen die meer erudiete klanten, deels omdat zij overstappen op sigaren, deels omdat de keuze voor de dan in trek zijnde houten pijpen prevaleert. Wat de oorzaak van de sluiting van de fabriek van Cuvellier is weten we niet. Die ligt in de economische toestand van dat moment of in de persoonlijke sfeer. In of kort voor 1880 sluit deze fabriek zijn deuren, de persvormen worden aan andere pijpenfabrieken doorverkocht (afb. 4).[7]

05-05.393b-andenne-chinese-with-hat-1
Afb. 5a. APM 5.393b
05-05.393b-andenne-chinese-with-hat-3
Afb. 5b. APM 5.393b
05-05.393b-andenne-chinese-with-hat-4
Afb. 5c. APM 5.393b

Andenne en het aangrenzende Andenelle zijn een ander belangrijk productiegebied van kleipijpen. Daar zijn in het midden van de negentiende eeuw talloze pijpenmakerijen werkzaam. De vervaardiging van figuurpijpen naar Frans voorbeeld vindt er slechts op kleine schaal plaats. De meeste werkplaatsen waren familiebedrijven met een beperkt assortiment en daar voldeden één of twee bijzondere pijpen in het marktaanbod. Uitzondering hierop vormde de firma Désiré Barth die er in slaagde tot een heuse fabriek uit te groeien. Tussen 1865 en 1870 werkten daar zo'n honderd arbeiders. In de jaren zeventig leverden zij figuurpijpen met emailbeschildering naar de Franse mode. Hun modellen wijken echter sterk af van de Franse gedecoreerde pijpen,[8] de vormgeving is beduidend eenvoudiger en de onderwerpen zijn altijd algemeen van aard zoals uit een hierbij afgebeeld karakterhoofd blijkt (afb. 5). De productie werd voor het grootste deel geëxporteerd, vooral naar de Verenigde Staten. De firma Barth stopt tussen 1888 en 1893.

Naast de Maasstreek is er in West-België in de streek rond Mons ofwel in het Vlaams Bergen een pijpennijverheid. Tamelijk onverwacht zien we daar een meer sobere stijl, waar voor decoraties en figuratie beperkt belangstelling was. Een mooi voorbeeld is de fabriek van Jean-Baptist Nihoul uit Nimy, gesticht in 1831. Van hem is bekend dat hij al in 1851 portretpijpen van Rubens, Amurat en een Turk maakte, naast enkele fantasieproducten.[9] Het is zeker dat Nihoul over een uitstekende vormmaker kon beschikken, die niet alleen garant stond voor fraaie modelleringen maar ook voor scherpe afdrukken. Toch staat het bedrijf later vooral als een fabriek voor onversierde kleipijpen te boek, een kenmerk voor de West-Belgische pijpenfabrieken. Een ander representatief voorbeeld is de fabriek van De Bevere in 1826 in Kortrijk gesticht, opnieuw met een focus op gladde pijpen. In hun productieassortiment zien we slechts drie gesteelde figuurpijpen met portretten van een man en een vrouw in twee formaten, de kleinste voor shagtabak.[10-] De ontwerpen daarvan stammen uit het laatst van de negentiende eeuw. Van Fernand Croquet-Michel uit Bergen, gesticht in 1871, zijn eveneens enkele eenvoudige figuurpijpen bekend, gekopieerd naar Franse voorbeelden. Ook hier gaat het om ingetogen producten.

Het belang van de Belgische pijpenproductie blijkt ondermeer uit de deelname door fabrikanten aan wereldtentoonstellingen, vooral door Barth en Wingender. Na 1880 vermindert de vraag naar prestigieuze kleipijpen met tijdgebonden ontwerpen. De mode om een bijzondere kleipijp te roken nam toen snel af. Daardoor raakte de pijpenbranche in een neerwaartse spiraal. Gebrek aan investeringsruimte zorgde voor een eenvoudiger product, er vielen ontslagen omdat de verkoop uitbleef en die inkrimping blijft het geval en zal in de twintigste eeuw tot het einde van de nijverheid leiden.

Over vormmakers en de wijze van beïnvloeding

Binnen de pijpenfabriek bepaalt de fabrikant de samenstelling van het assortiment. Dit gebeurt in samenspraak met de afnemers enerzijds en de vormmaker anderzijds. De vormmaker is de specialist in de technische uitvoering van de persvorm. Hij is het aanspreekpunt voor uitbreiding van het vormenbezit maar is tevens onontbeerlijk voor het onderhoud van het gereedschap. De vormmaker is op en top een vakman en begeleidt de gedachte over een pijpmodel via het prototype tot aan het moment dat de persvorm gereed is en deze voor productie gaat dienen. Het beroep van vormmaker vraagt een brede blik en een groot vakmanschap. Het behelst het ontwerpen en vormgeven maar ook het metaalgieten en de mechanische metaalbewerking. Het hoogste niveau is bereikt wanneer de vormmaker in een grote fabriek werkt. Daar zorgt hij voor de specifieke ontwerplijn van het assortiment binnen dat bedrijf. Zijn stijl is consistent, maar staat open voor nieuwe ontwerpen die tot uitbreiding van de verkoop kunnen leiden. Om concurrentie in te perken is deze vormmaker uitsluitend voor de eigen fabriek werkzaam. Bij de grootste fabrieken beschikt hij zelfs over één of meerdere knechten voor het standaard handwerk en het dagelijkse onderhoud van het gereedschap.

In België is de vormmakerij nooit zo ontwikkeld geweest als in Frankrijk. Met name het ontwerpen en vormgeven bleven er achter. De grotere bedrijven als Wingender en Knoedgen bezaten een eigen vormmakerswerkplaats, hetzelfde geldt voor De Bevere.[12] Ondanks dat werd voor speciaal werk soms nog beroep op vaklieden van elders gedaan. De kleinere bedrijven steunden op een lokale vormmaker al verrichtte men het eenvoudige onderhoud wel vaak zelf. De voor zichzelf werkende vormmaker heeft een eigen werkplaats en bedient de zelfstandige pijpenmakers. In feite heeft hij een winkel met werkplaats. Niet zelden werken deze vormmakers ook voor klanten uit andere centra. In een plaats als Andenne is de vormmaker het algemene aanspreekpunt en werkte in principe voor iedereen. Hij nam zelfs pijpenmakers uit andere centra in de leer om het vormmakersambacht over te dragen.[13] Gevolg daarvan is dat er van een veralgemenisering van de stijl sprake is omdat de persvormen er als standaardartikel verkrijgbaar zijn. Slechts zo nu en dan is er sprake van een speciale opdracht en daarmee kan de vormmaker zich manifesteren.

Bij het ontwerpen van pijpen onderscheiden we vier werkwijzen. De minst originele, in feite de meest banale, is het regelrecht kopiëren. Hierbij wordt een bestaande pijp uit een ander centrum afgegoten en komt zonder verandering in omloop. Die manier van werken wordt vooral gevolgd bij gangbare modellen die ruime vraag genieten. De fabrikant lift mee met de populariteit van dat ontwerp. Tegenwoordig zouden we van schending van het ontwerprecht spreken, vroeger zag men dat anders. De bescherming van pijpontwerpen was niet geregeld en op het namaken stond geen straf, al werd dat uiteraard niet als fatsoenlijk gezien. Door het kopiëren van bestaande pijpmodellen komt men op efficiënte wijze tot een gevarieerd productieassortiment dat geschikt is voor een breed marktbereik. Zeker wanneer men vervolgens als fabrikant met de prijs kan concurreren, is de marktpositie van het bedrijf verzekerd. Bij vrijwel alle Belgische fabrieksassortimenten zien we voorbeelden van nagemaakte pijpen.

Bij de tweede werkwijze maakt de vormmaker gebruik van bestaande voorbeelden maar wenst tot een aangepast ontwerp te komen. Die aanpassingen lopen sterk uiteen. In sommige gevallen is een product met een ander voorkomen vereist. Dan wordt de steel wat langer gemaakt, wijzigt men de verhoudingen of wordt een detail in de decoratie aangepast. Artistieke inzicht van de vormmaker kan de gekopieerde pijp zelfs verbeteren. Veranderingen gebeuren op initiatief van de fabrikant, op verzoek van een belangrijke afnemer die vaak een beter zicht op de markt had of op instigatie van de vormmaker. Bij deze gevallen is er sprake van navolging al ontstond een product met een grote gelijkenis, zij het net even anders.

De derde manier van werken is door je als bedrijf te laten inspireren op de producten op de markt maar om toch tot een eigen verdienste te komen. Onderwerp of vormgeving vertonen een zekere relatie met bestaande producten, doch de uitwerking komt geheel uit eigen koker. Zo ontstaat een nieuw artikel dat de sfeer van zijn tijd uitstraalt maar bovenal origineel is. Voor die insteek moest de fabrikant niet alleen zijn afnemers kennen maar ook inzicht hebben in het ontwerpen en vormgeven. Ook die wijze van werken is Belgisch, maar zien we slechts incidenteel wanneer werkplaatsen de behoefte aan een alternatief product hebben om nieuwe marktkansen te zoeken.

Heeft een pijpenmakerij al enige omvang en een uitgewerkt assortiment, dan ontstaat er behoefte aan eigen ontwerpen. Daarvoor is een zelfstandige vormmakerij onontbeerlijk, inclusief inzicht in de mogelijkheden van de markt. Dan kan het ontwerp zo origineel zijn dat er geen relatie met producten uit andere bedrijven meer bestaat. In dat geval spreken we van een volledig eigen schepping. Bij de grote Franse fabrieken is dat doorgaans het geval. In België ligt dat anders. De nijverheid is er veel kleinschaliger, bovendien valt de bloei pas op een moment dat aan het ontwerp van de kleipijp minder hoge eisen werden gesteld. Qua originaliteit heeft de Belgische nijverheid zich dus maar zeer beperkt kunnen bewijzen.

De vierde optie, het maken van een eigen schepping, is natuurlijk veruit te prevaleren en het meest verdienstelijk. De fabrikant of maker gaat volledig zelfstandig te werk en bedenkt naar eigen inzicht een ontwerp en brengt dat op de markt. Die opdracht is uiteraard niet zo eenvoudig als het lijkt. Naast een goed gevoel voor vorm en stijl, dient men ook over een economisch inzicht te beschikken om het product te markten. De voeling met de klant en het bereiken ervan zijn aspecten die hier ook bij horen.

In België komen we alle vier de werkwijzen tegen. De aard van het bedrijf bepaalt welke prevaleert, terwijl we door de tijd onverwachte wendingen zien. Dat heeft met het modegevoel van de consument en de economische verschuivingen binnen de nijverheid te maken. Helaas zijn we over het aantal vormmakerijen en de invloed van deze ambachtslieden niet geïnformeerd. Het zijn de overgeleverde pijpen die de enige bron van informatie zijn. Wel kenmerken de meest verdienstelijke bedrijven zich door een eigen stijl, zeker als zij over een eigen vormmaker beschikten. Dat is bij Wingender en Knoedgen het geval al overheerst daar de stijlnavolging. Bij de kleine werkplaatsen in Andenne zien we veel onderlinge overeenkomsten naast de fabriekseigen kenmerken en daarvoor is de winkel van de lokale vormmaker verantwoordelijk. Tenslotte is er nog de productie in West-België, waar met een strakke vormgeving de factor navolging minder een rol speelt.

Pijpen met vormvolgende decoraties

Vanaf 1820 ontstaan nieuwe pijpmodellen met een kortere steel en een vlottere uitstraling. Gelijktijdig worden talloze nieuwe ketelmodellen geboren, die beter bij de mode van de kort gesteelde pijp passen. De gemoderniseerde Franse pijpmodellen gaan de boventoon voeren. Voorbeelden daarvan zijn allerlei néogènes ofwel nieuwe vormen. Op die kortere pijpen wordt vaker dan ervoor een versiering in reliëf aangebracht die dikwijls ook zwaarder en overtuigender is. Daarnaast komt de manchetpijp op de markt, die een separaat roer krijgt en nog weer een slag steviger is. Tenslotte bestaat er een kleine categorie curiositeiten. Binnen deze soorten legt de fabrikant zijn fabrieksassortiment aan. De korte kleipijp wordt een echt massa-artikel passend bij de burgerlijke roker. Waar de vraag uniform is, moet de productie seriematig zijn en vindt standaardisering plaats. De meeste fabrieken volgen elkaar daarin nauwgezet en zo is het begrijpelijk dat talloze decoraties op meerdere plaatsen worden gemaakt. Het vaststellen wie de ontwerper is en wie de navolger is buitengewoon lastig. Bij twijfel neigen wij vaak de originaliteit aan de gevestigde fabrieken toe te schrijven en de navolging aan de snipperbedrijven. In veel gevallen zal dat terecht zijn.

06-14.202a-clay-pipe-belgium-clochettes-wingender-1
Afb. 6a. APM 14.202a
06-14.202a-clay-pipe-belgium-clochettes-wingender-4
Afb. 6b. APM 14.202a

In deze paragraaf komen kopieën ter sprake van zowel steelpijpen als manchetpijpen met een zogenaamde vormvolgende decoratie uit de Franse koker. Zij markeren de overgang van onversierd naar figuraal. Het eerste voorbeeld is een uitbundig versierde pijp met een Goudse ovale ketel en hiel, maar met een kortere steel. Onder de naam fantaisie extra la clochette komt dit pijpmodel in de Gambiercatalogus voor (model 833). Het oppervlak is gedecoreerd met bloemen op een doorlopend fond van fijne parels. Sterk Frans aan dit product is de witte glazuurband rond de ketel, die helder wit blijft als de pijp tijdens het roken opdonkert. Dit exemplaar werd door Félix Wingender exact gekopieerd (afb. 6) van het Franse voorbeeld, overigens in België doorgaans zonder witte glazuurband.

07-09.913-clay-pipe-wingender-gouda-shape-pukkel-2
Afb. 7a. APM 9.913
07-09.913-clay-pipe-wingender-gouda-shape-pukkel-3
Afb. 7b. APM 9.913

Een op en top Franse pijp toont een extreem slanke ovaalvormige ketel, Viennoise geheten voorzien van een versiering van doornen (afb. 7). Ook dit product is door Gambier (model 600) in Givet bedacht waarbij de Goudse ovaalvorm sterk is aangepast. Dankzij het slanke ketelmodel heeft deze pijp een vernieuwend silhouet. Deze Franse interpretatie werd onveranderd in Chokier nagemaakt en was voor de flamboyante roker bestemd. Minpuntje van de Belgische tegenhanger is het feit dat de emailaccenten doorgaans met toefjes rode en blauwe verf werden aangezet die door de warmte van het roken snel dof werden om vervolgens weg te slijten.

08-13.991-clay-pipe-belgium-marseillaise-1
Afb. 8. APM 13.991
09-16.772-clay-pipe-knoedgen-marseillaise-1
Afb. 9. APM 16.772

Een ander populair ontwerp is de Marseillaise, eveneens een Franse vinding, zowel bij Gambier uit Givet als bij Fiolet uit Saint-Omer populair. Het was gebruikelijk dat de grotere bedrijven van dit model een reeks formaten leverden, van de kleinste zogenaamde mignonette tot de grootste extra. De standaard uitvoering van deze pijp heeft een rechte steel (afb. 8) en is in België gekopieerd al is het een wat flauw namaaksel geworden. Dat heeft met de wijze van graveren te maken. Geslaagder als kopie is een gebogen versie door Jean-Jacques Knoedgen in Brée gemaakt (afb. 9). Het oorspronkelijke product is van Fiolet[14] en alleen het steelstempel verraadt dat het een kopie betreft. Het fijne reliëfwerk maakt dit product tot een prachtige pijp met een krachtige uitstraling.

10-01.328a-clay-pipe-croquet-gland-1
Afb. 10a. APM 1.328a
10-01.328a-clay-pipe-croquet-gland-2
Afb. 10b. APM 1.328b

Vergelijkbare navolging zien we ook bij de West-Belgische fabrieken, al is deze meer ingehouden omdat de smaak daar minder uitbundig was. Een steelpijp met een eikel in de dop is oorspronkelijk bekend van Dutel-Gisclon uit Montereau, de persvorm daarvan ging later over naar Victor Belle. Dit model wordt met dezelfde dimensies in Maisières door Croquet-Michel gemaakt (afb. 10). Ook Gambier (model N453) had dit pijpontwerp in een nauwelijks gewijzigde vormgeving in productie, nadat zij eigenaar werden van de firma Noël uit Lyon.[15] De pijp is kenmerkend voor de interesse in decoreren uit de jaren 1880 en 1890. In die tijd maakt uitbundigheid plaats voor subtiele eenvoud. Het is opmerkelijk dat dit ontwerp zowel bij de Franse fabrieken als in België dezelfde positie in het assortiment inneemt, namelijk als variatie op gladde pijpmodellen. Croquet maakt ook nog een minder gestileerde eikel in de dop, die eveneens door Belle en Gambier gemaakt werden. Ook hier lijkt Gambier niet de aangever maar een van de navolgers.

11-12.207-clay-pipe-belgium-dead-bird-email-1
Afb. 11a. APM 12.207
11-12.207-clay-pipe-belgium-dead-bird-email-3
Afb. 11b. APM 12.207

Opvallender van vormgeving maar eveneens een regelrechte kopie van een Franse steelpijp is de pijp met een ketel in de vorm van een pispot. Deze schepping was in Frankrijk zowel bij Gambier (model 997) als bij Fiolet in de maak, zonder dat wij weten wie de inventor is. Een derde versie kennen we van Wingender Frères uit Chokier (afb. 11). Datzelfde model bleef overigens lang populair. Een generatie later wordt deze nog in het Westerwald maar ook in Gouda nagemaakt. Inmiddels is de wat erudiete rokende Franstalige poëet verwisseld voor de West-Afrikaanse pijproker. Door het over en weer kopiëren ontstaat onvermijdelijk een veralgemenisering, zeker wanneer we bedenken dat vier landen betrokken zijn en dat het over een tijdsspanne van drie generaties gaat.

12-09.910-clay-pipe-wingender-pot-de-chambre-1
Afb. 12a. APM 9.910
12-09.910-clay-pipe-wingender-pot-de-chambre-2
Afb. 12b. APM 9.910

Een interessante pijp heeft een kromkop model waarop vormvolgend een vogel is aangebracht (afb. 12). Qua vormgeving een zeer Belgische oplossing omdat een typische figuratie tot stand gekomen is zonder het model van de pijp aan te passen. Dit gegeven strookt amper met de Franse gedachte van figureren. Toch is deze pijp ook door Gambier gemaakt (model 65) al hoort dit ontwerp in dat assortiment niet echt thuis. Helaas is het niet mogelijk vast te stellen wie de ontwerper was.

13-18.862-clay-pipe-belgium-soldier-1
Afb.13a.  APM 18.862
13-18.862-clay-pipe-belgium-soldier-2
Afb.13b.  APM 18.862
13-18.862-clay-pipe-belgium-soldier-3
Afb.13c.  APM 18.862

Een tabakspijp met een liggende soldaat langs de steel is in Andenne gemaakt (afb. 13). Het concept is afgekeken van de cuirassier (model 1019) die door Gambier gebracht werd. Toch is de Belgische uitvoering sterk van interpretatie en vol van eigen inspiratie. Ook uit Frankrijk kennen we navolgingen, want soortgelijke pijpen zien we bij Fiolet, Duméril en ook bij Gisclon. Bij de anonieme Belgische versie is het concept dus overgenomen maar de flamboyante vormgeving van de liggende figuur stamt onmiskenbaar uit de koker van de lokale vormmaker. Zijn de figuren in Frankrijk meestal wat star en symmetrisch, in België wordt die weergave dus doorbroken.

14-02.302-clay-pipe-wingender-permission-01
Afb. 14a. APM 2.302
14-02.302-clay-pipe-wingender-permission-02
Afb. 14b. APM 2.302

Bij een volwassen fabrieksassortiment mag een opvallende curiositeit niet ontbreken. Zo'n opmerkelijk atypisch product is een pijp met grote ketel en een fijne vormvolgende decoratie. Onderwerp is de afschaffing van het uitgaansverbod van kazernesoldaten in de avonduren. Deze pijp werd rond 1850 door Gambier bedacht (model 939) onder de naam la permission des dix heures. Bij de roker kreeg de pijp al snel de benaming bruidegomspijp want door die uitzonderlijk grote ketel en feestelijke decoratie was het werkelijk een bijzonder geschenkartikel. In de Maasstreek is dit pijpontwerp door Félix Wingender nagemaakt (afb. 14). Hier is onmiskenbaar sprake van een kopie, al betreft het niet een afgietsel van de oorspronkelijke pijp maar een nieuwe modellering. De vormmaker schiep zijn eigen persvorm en bedacht een licht afwijkend ketelmodel. Vervolgens graveerde hij de voorstelling na. Overigens was hij niet de enige kopiist, ook in het Westerwald werd deze opvallende pijp op soortgelijke wijze aan een prestigieus fabrieksassortiment toegevoegd.[16] Opmerkelijk is dat de oorspronkelijke versie van Gambier de meest aantrekkelijke blijft, mede dankzij de lichte buiging in de steel. Bij de Belgische en Duitse exemplaren is het model minder flamboyant en ook de gravering niet zo gedetailleerd. Bovendien werd een minder witte, minder poreuze klei gebruikt terwijl verder het emailleren niet zo verfijnd is. Daarmee verloor de pijp dus zowel in aanzien als in rookgenot. Wederom is dit het zoveelste bewijs dat bij de grotere fabrieken alles net even beter was dan bij de kleinere bedrijven.

15-09.929a-clay-pipe-wingender-rats-1
Afb. 15a. APM 9.929a
15-09.929a-clay-pipe-wingender-rats-3
Afb. 15b. APM 9.929a

Uit de categorie manchetpijpen zijn ook enkele van pijpen met vormvolgende decoraties bekend, afgekeken van Franse voorbeelden. Een prachtig ontwerp is de manchetkop met rondom de ketel in reliëf vier ratten, die met de staarten op de plaats van de hiel zijn samengebonden. Dit product werd al vóór 1854 door Gambier (model 900) bedacht en figureerde zelfs in hun gedrukte advertenties.[17] Félix Wingender maakte dat model na, maar niet exact. In plaats van ratten kozen zij voor hagedissen, al is het verschil in eerste oogopslag nauwelijks te zien. Om het ketelmodel beter tot zijn recht te laten komen liet Wingender het vierde dier in de steelhoek weg (afb. 15).[18] Aan de onderzijde van de pijpenkop komen de staarten niet samen maar is een lofvormige hiel aangebracht afgezoomd met een parelfilet. Door van dieren te wisselen lijkt deze pijp geen kopie en pretendeert Wingender zelf de ontwerper te zijn. Toch is het een misleidende kopie en daarop wijst ook het steelopschrift. Hierop wordt later nog ingegaan.

16-02.987-clay-pipe-knoedgen-king-leopold-3
Afb. 16a. APM 2.987
16-02.987-clay-pipe-knoedgen-king-leopold-4
Afb. 16b. APM 2.987
17-07.783-clay-pipe-knoedgen-maastricht-2
Afb. 17. APM 7.783

Een tweede manchetkop is beduidend later en toont aan de voorzijde van de ketel de portretkop van koning Leopold II van België (afb. 16). Het idee is overgenomen van Franse manchetkoppen die eigentijdse helden afbeelden. Zo laat een exemplaar van Dutel-Gisclon (model 1266) het hoofd van Jules Grévy zien.[19] Ook hier lijkt de Franse fabriek de aangever en de Belg de navolger. Overigens, ook bij andere Franse fabrieken waren dergelijke pijpen in productie. Het laatste voorbeeld tenslotte is een manchetkop met alleen aan de steel een eenvoudige decoratie van gestileerd bladwerk (afb. 17). Dit ontwerp is weer afgekeken van Gambier (model 882) maar het graveerwerk is in België opnieuw uitgevoerd en oogt dus iets anders.

18-09.049-clay-pipe-andenne-bear-3
Afb. 18a. APM 9.049
18-09.049-clay-pipe-andenne-bear-6
Afb. 18b. APM 9.049

Interessant is de manchetkop met aan de ketelbasis de kop van een tijger (afb. 18). Hoewel de decoratie onder de ketel figuraal is uitgevoerd is het ketelmodel zelf onversierd gelaten zodat vormvolgend het aspect figuraal domineert. Verwonderlijk dat ook deze pijp ontleend is aan een schepping van Gambier (model 52). Het gegeven dat het een laag modelnummer betreft wijst op een vroege datering en datzelfde geldt voor de Belgische tegenhanger. Dergelijke vanwege de ouderdom zeer zeldzame pijpen bewijzen dat er meer lijnen van imitatie lopen dan wij tegenwoordig nog kunnen vaststellen en dat die navolging al vroeg begon.

In deze paragraaf kwamen twaalf kleipijpen ter sprake voorzien van een vormvolgende decoratie, gemaakt in Belgische fabrieken maar nagemaakt naar Franse voorbeelden. Het gaat in alle gevallen om algemene ontwerpen in een populaire stijl die toentertijd aan een gedegen fabrieksassortiment niet mochten ontbreken. Opvallend is dat Félix Wingender vijf exemplaren leverde, Knoedgen een zesde en een zevende. Niet verwonderlijk, die twee fabrieken waren in de jaren 1860 tot 1890 toonaangevend voor massagoed. Daardoor is van beide bedrijven relatief veel bewaard gebleven, al vertekenen zij het historische beeld. Het product uit Andenne met de soldaat langs de steel is een bijzondere schepping, in detail een fraaie variant op een gevestigd thema. De pijp met eikeldopje van Croquet-Michel is een voorbeeld van imitatie uit de latere periode, een product overigens dat perfect in het bedrijfsassortiment past. Hier is sprake van een regelrechte kopie. De manchetkoppen zijn met vier voorbeelden ruim in de minderheid. Dat is logisch want dat type pijp is vooral voor figuraal werk bedacht en niet voor vormvolgende decoraties.

Portretpijpen met een kleisteel

Nauw verwant aan de bovenbesproken kleipijpen met vormvolgende decoraties is de steelpijp waarvan de ketel van een figuratie is voorzien. De firma's Fiolet en Gambier waren koplopers in deze soort, maar andere Franse bedrijven voerden hierin eveneens een indrukwekkend assortiment. Duméril, Gisclon en niet te vergeten de bedrijven uit Rennes. Het concept loopt van exemplaren met een eenvoudig vormvolgend fantasiegezicht tot de bekende portretkoppen en volledig figuraal uitgevoerde kleipijpen. Wat dat betreft heeft de Franse pijpenindustrie de mogelijkheden maximaal uitgebuit. De figurale steelpijp bestond al voor de manchetpijp. Vanaf 1830 beleeft deze soort een tweede bloeiperiode als de doelgroep voor de gefigureerde pijp zich verbreed naar de minder elitaire groep rokers. De steelpijp blijft dan als variant tot aan de Eerste Wereldoorlog in de maak.

19-13.982b-clay-pipe-belgium-soullie-1
Afb. 19a. APM 13.982b
19-13.982b-clay-pipe-belgium-soullie-2
Afb. 19b. APM 13.982b

Een opvallend voorbeeld is een pijp met de karikatuurkop van de schrijver Frédéric Soulié (afb. 19). De pijp is zonder enige verandering nagemaakt naar de schepping van Gambier uit Givet (model 625) die deze al voor 1840 produceerde. De keuze voor het portret van Soulié is voor België tamelijk onverwacht omdat Frédéric Soulié daar nooit echt bekend is geworden. De oorspronkelijk erudiete doelgroep van deze pijp devalueerde daardoor in België tot een bijna betekenisloos grapje met als resultaat een volkskunstig hebbedingetje. Overigens is het van belang te weten dat een manchetpijp van Soulié al in de jaren 1830 door Wingender-Knoedgen werd gemaakt (model 136). Langs die weg raakte het ontwerp in België bekend en geliefd maar bleef bij de consument vermoedelijk onbegrepen. Dat wordt ook bewezen door de aanduiding in de catalogus waar het model Soulier wordt genoemd dat niet langer naar de persoonsnaam verwijst maar op de uitbeelding van een schoen met gelaat. Pierre Levêque uit Andenne is de latere maker, van wie hij deze persvorm overnam is niet bekend. Vergeleken bij de Franse versie is hier duidelijk van minder verfijning sprake. Een ander verschil is dat in België de steel licht werd gebogen en dat doet de fabrikant om zijn wat burgerlijke klant een plezier te doen. Het buigen van de steel is overigens ook een teken van een latere datering. Het is vrijwel zeker dat de vroegste exemplaren ook in België met een rechte steel geleverd werden zoals Gambier dat deed.

20-18.876-clay-pipe-belgium-tzar-2
Afb. 20a. APM 18.876
20-18.876-clay-pipe-belgium-tzar-3
Afb. 20b. APM 18.876

Een tweede bestaande persoon als portretpijp toont de Russische tsaar Nicolaas II (afb. 20), onveranderd nagevolgd van de meergemelde firma Gambier (model 1571). De enige wijziging die werd aangebracht zit in de steeltekst. Waar Gambier aan één zijde de fabrieksnaam heeft staan en de andere naam van de voorgestelde, werd bij Wingender tweemaal de tekst "TZAR NICOLAS II" aangebracht. Het vermelden van de fabrieksnaam had voor Wingender namelijk geen commercieel belang. Bij deze pijp is de finale afwerking overigens puur Belgisch. Voorzien van email de flandre, een kenmerkende glanzende glazuurbehandeling in verschillende gemarmerde kleuren, heeft de pijp een op en top Belgisch karakter gekregen. Zowel Wingender als Knoedgen blonken in die bijzondere glazuurwijze uit. Het is een uitvoering die door Gambier nooit geleverd is en vaak abusievelijk met het Engelse Wieldon ware verbonden wordt.

21-14.238-clay-pipe-belgium-tyrolien-red-1
Afb. 21a. APM 14.238
21-14.238-clay-pipe-belgium-tyrolien-red-4
Afb. 21b. APM 14.238
21-14.238-clay-pipe-belgium-tyrolien-red-5
Afb. 21c. APM 14.238

Naast portretten van bestaande personen zijn er in België overwegend fantasiefiguren gemaakt, wanneer het om portretpijpen met steel gaat. Het hoofd dat bekend staat als Tyrolien en dat door Gambier (model 741) bedacht is, is daarvan een goed voorbeeld. Dat ontwerp is verschillende malen gekopieerd. Het exemplaar door Wingender Frères (afb. 21) is net een slagje grover dat het Franse voorbeeld. De uitvoering van sommige van die pijpen is typisch Maaslands, bijvoorbeeld door het gebruik van rode klei, dat wijst op een latere datering zo rond 1890 of met accenten in verf in plaats van schilderemail. Beduidend luxer was het hiervoor al besproken marmerglazuur in aantrekkelijke kleuren dat ook op dit pijpmodel is toegepast. Die glanzende glazuurhuid zorgde tevens voor extra stevigheid. Deze algemene voorstelling paste in ieder bedrijfsassortiment en is niet verwonderlijk ook in het Westerwald gemaakt.[20]

22-20.553-clay-pipe-wingerder-chinese-02
Afb. 22. APM 20.553
23-09.127-clay-pipe-knoedgen-haakneus-marble-glaze-3
Afb. 23. APM 9.127
24-09.881b-clay-pipe-knoedgen-clown-color-3
Afb. 24. APM 9.881b

De Tonkinois ofwel de Chinees uit Tonkin is vanwege het schuin geplaatste hoofd en de puntige hoed een prachtig ontwerp (afb. 22). Deze tabakspijp is door Wingender gemaakt maar is in Frankrijk bedacht. De inventie vond bij Dutel-Gisclon (model 1655) plaats. Bijzonder detail is dat de figuur heuse messing oorringen kreeg, terwijl het gelaat met een roze tint werd benadrukt. Later is deze versie nog in Saint-Quentin-la-Poterie door Job Clerc nagevolgd.[21] Een mooi voorbeeld dat namaak ook in Frankrijk plaatsvond, al gebeurde dat vooral bij de kleinere, minder gezaghebbende fabrieken. Van de firma Fiolet afgekeken is de polichinel figuur met lange neus en gestileerde muts (afb. 23). Het is niet goed te begrijpen dat een dergelijk ongearticuleerd ontwerp zo populair is geworden, maar dat ligt aan het succes bij de doelgroep. Curieus is de uitbeelding van een man met grote neus en pet met klep, het haar in een staartje in de nek samengebonden (afb. 24). Dit product is door Knoedgen gebracht maar is opnieuw afgekeken van een schepping van Gambier (model 646). Het is een ontwerp uit het midden van de negentiende eeuw dat rond het jaar 1900 geheel onverwacht een revival beleefde. Het lijkt erop dat de Belgische versie pas in die tweede fase ontstond. Overigens passen beide karikaturale uitbeeldingen goed bij de toenmalige doelgroep die geen serieuze pijpen meer zocht maar juist op zoek was naar vrolijke voorstellingen.

25-18.494-clay-pipe-belgie-kroeshaar-3
Afb. 25. APM 18.494
26-18.877-clay-pipe-belgie-negro-1
Afb. 26a. APM 18.877
26-18.877-clay-pipe-belgie-negro-3
Afb. 26b. APM 18.877

Een zwartgebakken tabakspijp (afb. 25) is ontleend aan een product van Duméril uit Saint-Omer en vertoont de wonderlijke dromerige stijl van die fabriek. De tegenhanger uit de Maasstreek mist echter net het raffinement dat Duméril eigen is. Niet verwonderlijk is deze kopie dan ook niet gemerkt. Het lijkt erop dat hier opnieuw een schijnbaar willekeurige pijp is afgegoten om het assortiment met een algemene figurale voorstelling uit te breiden. Meer exotisch is een portretpijp met een negerin, om de steel voorzien van een reliëfband met schorsmotief (afb. 26). Ook hier is het origineel door Duméril bedacht, maar gelijke uitvoeringen zijn eveneens in het Westerwald gemaakt. [22] Ook in Andenne waren persvormen van dat ontwerp in omloop.[23] Samen met de vorige pijp zijn dit twee voorbeelden van algemene, gangbare voorstellingen die een breed publiek aanspraken. Zij waren bedoeld voor de pijproker die een figurale pijp begeerde, maar die niet zocht naar een bepaalde afbeelding zoals dat aanvankelijk gebruikelijk was.

27-19.458-clay-pipe-knoedgen-keu-de-paris-01
Afb. 27a. APM 19.458
27-19.458-clay-pipe-knoedgen-keu-de-paris-03
Afb. 27b. APM 19.458
27-19.458-clay-pipe-knoedgen-keu-de-paris-04
Afb. 27c. APM 19.458

Prachtig is de figuurpijp die een staande vrouw met queue de Paris laat zien, door Jean-Jacques Knoedgen gemaakt (afb. 27). Bij deze pijp verwisselde men de portretkop voor een figuur ten voeten uit. Het ontwerp is geïnspireerd op een tabakspijp van Gisclon uit Lille (model 440) die onder de naam crinoline werd verkocht, maar ook Gambier had een vergelijkbaar ontwerp in de maak (model 733). Vanwege de voor Knoedgen onverwachte modellering bestaat de mogelijkheid dat het hier om een persvorm gaat die bij een andere Belgische fabriek werd aangeschaft. De geometrische steeldecoratie op de versie van Knoedgen verhult waarschijnlijk een eerder opschrift inclusief de fabrieksnaam. Na overname van de persvorm was die tekst niet langer actueel of zelfs ongewenst. Heel doeltreffend is deze met een repetitieve decoratie verdoezeld.

28-17.318-clay-pipe-belgium-flora-1
Afb. 28a. APM 17.318
28-17.318-clay-pipe-belgium-flora-4
Afb. 28b. APM 17.318

Een voorbeeld van navolging maar met lokale aanpassingen toont een Flore-figuur, een deels naakte vrouw die langs de steel van de pijp te zien is en een soort cornucopia vasthoudt (afb. 28). Ook hiervoor diende een tabakspijp van Gambier (model 1267) als voorbeeld al is wederom van een vereenvoudigde modellering sprake. De plooien van de draperieën zijn wat minder verfijnd en de gehele pijp is een fractie groter waardoor de Franse verfijning ontbreekt. Opnieuw is geen fabrieksmerk aangebracht zodat we de maker niet kennen.

29-17.046-clay-pipe-wingender-nar-hooknose-01
Afb. 29a. APM 17.046
29-17.046-clay-pipe-wingender-nar-hooknose-02
Afb. 29b. APM 17.046
29-17.046-clay-pipe-wingender-nar-hooknose-03
Afb. 29c. APM 17.046

Een bijzonder ontwerp, opnieuw de atypische loot in het assortiment, is een tabakspijp met een Janklaassen figuur door de firma Wingender-Knoedgen. Deze pijp werd al vóór 1840 onder modelnummer 63 ingeschreven en droeg als naam l'arlequin. De persvorm kwam later in handen van Wingender Frères in Chokier en het model werd omgedoopt tot Polichinelle (afb. 29). Het ontwerp is niet zoals zo vaak het geval is van Gambier afgekeken, maar is ontleend aan een pijp van Fiolet uit Saint-Omer, daar bekend als Polichinel vampire.[24] Of Fiolet de oorspronkelijke ontwerper was is zeer de vraag, zij ontleenden het ontwerp mogelijk aan Schotse figuurpijpen.[25] Opnieuw geldt dat de vormgeving uit België iets minder subtiel is terwijl ook de detaillering niet zo sterk is. Het kleinere formaat sluit aan bij de meer burgerlijke doelgroep. Tenslotte verschilt de beschildering van dit exemplaar sterk met de emaillering die men bij Fiolet toepaste. Is de pijp bij Fiolet een luxe buitenbeentje, door het kleinere formaat is de Belgische tegenhanger dat veel minder. Het is een artikel voor de kermis of voor de jaarmarkt geworden en geen chique curiositeit zoals bij Fiolet. In veertig jaar tijd veranderde met de consument dus ook de uitstraling van de pijp.

30-09.052a-clay-pipe-belgie-zwijnskop-black-4
Afb. 30. APM 9.052a
31-02.520-clay-pipe-belgie-vis-snake-glazed-1
Afb. 31. APM 2.520

Naast portretten van mensen bestaan er dierenkoppen waarin we het kopiëren onveranderd terug zien. Het wild zwijn van Fiolet is op identieke wijze in de Maasstreek nagemaakt (afb. 30). Het is dus een kopie pur sang. Een goed voorbeeld van navolging toont een vis met om de steel van de pijp geslingerd een slang (afb. 31). Het ontwerp is naar Gambier (model 654), maar de versie uit de Maasstreek is een interpretatie daarvan. De voorstelling is identiek maar de uitwerking is veel bescheidener waardoor de schepping een burgerlijke uitstraling kreeg. Daarmee is deze beter geschikt voor de klanten van de Belgische fabriek. De vereenvoudigde balans in deze vernieuwde compositie is dus een bewuste keuze en is buitengewoon geslaagd.

Wat bewaard bleef aan steelpijpen uit Belgische pijpenfabrieken wijst er op dat er een sterke behoefte aan algemene voorstellingen bestond om het assortiment figuurpijpen gestalte te geven. Vooral bij Wingender en Knoedgen ging het niet om de boodschap van het product, maar louter de betekenisloze verschijningsvorm. Van de dertien voorbeelden in deze paragraaf zijn er zeven aan Gambier ontleend. Ook van andere Franse fabrieken werden ontwerpen overgenomen, al bleven die ruim in de minderheid. Alleen de portretpijpen van Soulié en Alexander tonen bestaande personen, waarvan de eerste zeker geen logische keuze is. Het is de vraag of de roker de uitgebeelde herkende en er mee sympathiseerde. De meeste Belgische rokers zullen deze steelpijpen gekocht hebben zonder een band met de voorgestelde te hebben, maar ook zonder zich ooit bewust te zijn geweest met nagemaakte pijpontwerpen van doen te hebben. 

Portretpijpen met manchet

Tot een ander type behoort de manchetpijp, waarbij de steel is afgeknot en een verdikte band heeft gekregen om een separaat roer van een steviger materiaal in te klemmen. Juist die pijp wordt gezien als karakteristiek voor de Franse figuurpijp want in die uitvoering kon de fabrikant ook de meest expressieve uitbeeldingen maken. De kwetsbare volsteel van de gewone kleipijp verhinderde namelijk dat de decoratie uitbundig kon zijn, bij de manchetkop was dat niet het geval.

32-13.975-clay-pipe-knoedgen-rubens-2
Afb. 32. APM 13.975
33-13.976-clay-pipe-knoedgen-rahman-4
Afb. 33. APM 13.976
34-20.360-clay-pipe-knoedgen-jupiter-3
Afb. 34. APM 20.360
35-13.974-clay-pipe-wingender-jupiter-3
Afb. 35. APM 13.974

Het meest opvallend in deze categorie zijn drie forse figurale koppen die regelrecht van Gambier zijn gekopieerd. Zo zien we het majestueuze borstbeeld van de schilder Rubens (afb. 32) en dat van Abd-El-Rahman (afb. 33). Wat meer ingehouden is de portretkop van Jupiter (afb. 34). De eerste twee koppen werden aanvankelijk door Wingender-Knoedgen geleverd, later gebeurde dat vanuit Brée door Jean-Jacques Knoedgen. Het zijn regelrechte afgietsels van pijpen van Gambier (respectievelijk model 436, 508 en 866). Zowel het formaat als de uitwerking zijn identiek, alleen in de details zijn minimale verschillen te zien. Het resultaat is even sterk als het origineel. De portretkop van Jupiter kwam wat later tot stand. Wingender Frères leverde van deze kop zelfs twee versies onder hetzelfde modelnummer 706. Bij één van beide is het opschrift "UNION FAIT LA FORCE" in de kroon toegevoegd (afb. 35) en dat gebeurt in 1880 bij het halve eeuwfeest van de Belgische onafhankelijkheid. Hoewel wij dit opschrift van de Belgische Jacobpijp kennen, komt dit bij de Jupiter-voorstelling wat onverwacht over. Met die toevoeging laat Wingender opnieuw zien dat zij te hooi en te gras kopieerden en veranderden al leidde die werkwijze niet tot een erudiet assortiment.

36-01.684-clay-pipe-wingender-turc-1
Afb. 36a. APM 1.684
36-01.684-clay-pipe-wingender-turc-3
Afb. 36b. APM 1.684
36-01.684-clay-pipe-wingender-turc-4
Afb. 36c. APM 1.684

Een ander voorbeeld van een manchetpijp met groter formaat is geen regelrechte kopie maar eerder een interpretatie. De pijp toont een indrukwekkende kop van een Turk met tulband (afb. 36) met veer naar rechts. Dit stuk gemaakt door Wingender vertoont dezelfde sfeer als een vergelijkbare pijp van Gambier (model 740) met als naam Turc, tête grande. Aangezien we weten dat Wingender zijn pijpen doorgaans kopieerde, zal dat hier ook het geval zijn. Naast een overeenkomst in formaat zien we een sterke gelijkenis in de uitbeelding met als enig verschil de toegevoegde veer op de tulband, die bij Gambier niet voorkomt. Aangezien het Turkenportret in die periode buitengewoon populair was, kan dit ontwerp ook van een andere sterk overeenkomstige pijp afgegoten zijn, waarvan wij het origineel nog niet kennen. Gisclon uit Lille is daarvoor een andere gegadigde.

37-05.580-clay-pipe-wingender-soulouque-3
Afb. 37. APM 5.580
38-07.738-clay-pipe-knoedgen-soulouque-4
Afb. 38. APM 7.738
39-09.923-clay-pipe-knoedgen-silenus-3
Afb. 39. APM 9.923
40-09.387-clay-pipe-wingender-lavare-3
Afb. 40. APM 9.387

Regelrechte afgietsels van Franse originelen zien we vooral in de manchetkoppen met het standaardformaat, in Frankrijk aangeduid met moyen. Zo is de femme Soulouque van Gambier (model 582) in België onveranderd nagevolgd, zowel door Wingender-Knoegden (model 148) als de latere Wingender Frères (afb. 37) en door Jean-Jacques Knoedgen (afb. 38).[26] Van vergelijkbaar formaat is het hoofd van Bacchus of Silenus bedacht door Gambier (model 924), ondermeer nagemaakt door Knoedgen (afb. 39). Interessanter is L'Avare ofwel de gierigaard (afb. 40) gemaakt door Wingender Frères. Dit ontwerp is door Gambier bedacht en droeg bij die fabriek de naam Californie (model 734). De voorstelling beeldt de gelukzoeker uit die in Amerika zijn fortuin maakte. Hij is weergegeven als een man met een stroom goudstukken uit zijn mond. Door de benaming in gierigaard te veranderen geeft Wingender een algemene draai aan deze specifieke voorstelling. De oorspronkelijke doelgroep is niet langer de naar de Verenigde Staten geëmigreerde Fransman maar de Belgische roker die met zuinigheid de draak wilde steken.

41-09.100a-clay-pipe-knoedgen-rieur-3
Afb. 41. APM 9.100a
42-15.270-clay-pipe-wingender-narcissus-3
Afb. 42. APM 15.270

Er bestaan voldoende andere voorbeelden van regelrechte kopieën. De portretkop met als naam rieur, een vrolijk lachende jongenskop met ontblote tanden (afb. 41) werd door Wingender-Knoegden gestart (model 125) en later door Knoedgen voortgezet naar het voorbeeld van Gambier (model 426). De kopie is even groot als het origineel, al bestaat daarover verwarring omdat er bij Gambier van deze pijpenkop in de latere tijd een kleinere uitvoering gemaakt is. Een ander populair portret toont het hoofd van Narcissus met een bloeiende narcisbloem aan weerszijden van zijn slapen (afb. 42). Gambier had hiervan een bijzondere uitvoering gemaakt gekenmerkt door ronde vormen (model 854), Wingender Frères uit Chokier maakte hiervan een kopie.

43-14.208-clay-pipe-threes-anacreon-3
Afb. 43. APM 14.208
44-03.626-clay-pipe-knoedgen-vrouwtje-3
Afb. 44. APM 3.626
45-09.384-clay-pipe-knoedgen-kossuth-4
Afb. 45. APM 9.384

Uit Saint-Omer zijn drie modellen afkomstig die onveranderd door Belgische bedrijven zijn overgenomen. De eerste is een majestueuze kop met het portret van de poëet Anacreon (afb. 43). Het onderhavige exemplaar is gemaakt in Grivegnée door Antoine Trees maar de persvorm dateert nog uit de tijd van Wingender-Knoedgen. Via eerdere boedelverdelingen kwam deze bij de nieuwe fabrikant terecht. Het is een van de weinige voorbeelden van een persvorm die bij drie bedrijven in gebruik is geweest. Het tweede voorbeeld betreft een elegant vrouwtje dat eveneens onveranderd van Duméril (model 2204) is overgenomen en gemaakt is door Jean-Jacques Knoedgen (afb. 44). Het derde exemplaar toont het borstbeeld van ene Kossuth (afb. 45) eveneens in de stijl van Duméril. Dit product is heel opmerkelijk één op één afgegoten maar de oorspronkelijke tekst Murath van Duméril is verwisseld voor een nieuwe persoonsnaam. Interessant is dus dat het borstbeeld van de ene persoon als voorstelling voor de ander ging dienen. In de details zien we naast de tekst alleen een kleine verandering van het borduurwerk op de borst. Maker Knoedgen had deze persvorm overigens in de Maasstreek van een liquiderende fabriek overgenomen, vermoedelijk van Henri Cuvellier.[27] Overigens was het plaatsen van de naam van de voorgestelde alleen bij Duméril gebruikelijk, andere fabrieken deden dit hoogst zelden. Duméril probeerde zo verwarring over de uitgebeelde personen te voorkomen, maar dergelijke opschriften zijn ook een bewijs dat de uitbeeldingen niet altijd even sterk leken. Met een opschrift verschafte men die duidelijkheid.

46-14.534-clay-pipe-nihoul-napoleon-3
Afb. 46. APM 14.534
47-21.534-clay-pipe-nihoul-adbel-kader-5
Afb. 47. APM 21.534

Uit de fabrieken in West-België zijn twee manchetpijpen bekend die prachtige imitaties van bestaande Franse kleipijpen zijn. De meest treffende is gemaakt door Jean Baptiste Nihoul uit Nimy en toont het borstbeeld van Napoleon III als president (afb. 46). Deze pijp is van de schepping van Gambier (model 569) nagegoten en werd rond 1855 bedacht. Het feit dat Nihoul juist deze pijp imiteerde is zeer onverwacht en is een bewijs dat deze fabrikant, hoewel in België gesitueerd, afzet naar Frankrijk had want voor de Belgische markt was dit tijdgebonden keizersportret commercieel niet echt van belang. Een tweede voorbeeld van dezelfde fabriek is de prachtige portretkop van Abd-El-Kader (afb. 47). Dit borstbeeld ontleende Nihoul aan een ontwerp van Duméril en is eveneens zonder veranderingen overgenomen. Bij deze pijpenkop is de verwijzing naar de voorgestelde niet zo expliciet zodat de pijp ook als karakterfiguur kon worden verkocht. Dat omzeilt het probleem dat de primaire doelgroep opnieuw in Frankrijk ligt. Van een Omer Pacha uit dezelfde fabriek, die in een archiefstuk vermeld wordt, is het voorbeeld nog niet teruggevonden. Vermoedelijk is ook die kop van een Franse tegenhanger afgegoten.

48-15.125-clay-pipe-wingender-horsehead-1
Afb. 48a. APM 15.125
48-15.125-clay-pipe-wingender-horsehead-2
Afb. 48b. APM 15.125

Tenslotte zien we ook in de categorie manchetkoppen enkele dierfiguren. Het paardenhoofd (afb. 48) vermoedelijk van Wingender Frères is ontleend aan het ontwerp van Gambier (model 336), al was een vergelijkbare modellering ook bij Duméril in productie.[28] Met zijn afwerking in kleurige marmerglazuur heeft deze pijp toch een specifiek Belgische uitstraling gekregen en die uitvoering was voor zover wij weten alleen in België en in Engeland geliefd. Zo'n bonte verschijning scoorde in Frankrijk niet.

49-17.177-clay-pipe-wingender-whiskers
Afb. 49. APM 17.177
50-13.986-clay-pipe-knoedgen-negro-woman-3
Afb. 50. APM 13.986

Als rond 1900 de kleipijp veralgemeniseerd is en het ontwerp er niet meer zo toe doet, domineren eenvoudige karakterkoppen van kleiner formaat. Een manshoofd met bakkenbaarden en gerande hoed (afb. 49) of het hoofd van een negerin met parelsnoer (afb. 50) zijn door meerdere Belgische bedrijven in omloop gebracht. Het leeuwendeel van deze algemene voorstellingen is weer in Frankrijk bedacht al het lastig de ontwerper te duiden en van de navolger te onderscheiden. De kleinere manchet-portretkoppen kennen we vooral van de minder belangrijke fabrieken als Bonnaud en Job Clerc die toen in dat genre de markt beheersten. Overigens vonden ook zij hun inspiratie in de verdienste van de toonaangevende fabrieken. In die latere periode waren de pijpen van de grote fabrieken beduidend duurder en bleven buiten het bereik van de doelgroep, de gemiddelde roker. Om die reden moesten de grote Franse fabrieken hun productie geleidelijk afbouwen. Tot het laatst toe blijven de Belgische bedrijven de Franse stijl trouw, zonder naar een eigen ontwerplijn te streven. Wel wordt de vormgeving geleidelijk minder opvallend en kondigt zo het einde van het figurale tijdperk aan.

Wat er aan manchetpijpen bewaard bleef, laat een ander beeld zien dan bij de gesteelde tegenhangers. Ten eerste zijn alle producten gemerkt en overheersen Wingerden en Knoedgen met respectievelijk zeven en acht pijpen. Trees en Nihoul zijn samen goed voor drie exemplaren. Wat betreft de ontwerpen zien we dat de Belgische nijverheid sterk op de Franse verdienste steunt. Van de negentien exemplaren zijn er twaalf onveranderd van Gambier overgenomen, drie kleipijpen zijn kopieën van Duméril pijpen. Van de vier resterende pijpen sluiten er twee aan bij de Zuid-Franse stijl. Dat Gambier domineerde is begrijpelijk, door hun consistente beleid had dit bedrijf een doorgaande verkoop van nooit veranderende modellen in een vaste stijl. Dat bood een geschikt uitgangspunt voor imitatie. Bij de andere fabrieken wisselde de stijl door de tijd en juist dat modische element was voor het brede publiek minder gewenst.

Naast modellen ook merken

Bij de Belgische pijpenfabrieken was het navolgen van merken uit concurrerende buitenlandse fabrieken al lang gebruikelijk. De lokale maker was vaak gedwongen bestaande merken na te zetten omdat er anders geen verkoop mogelijk was. Bij de Goudse modellen was het al generaties gewoonte naast de Goudse merken zelfs de bijmerken te imiteren. Duidelijk is dat men indertijd een ander gevoel over het merkenrecht hanteerde waarin veel meer laakbaar was. Vooral merken van over de landsgrenzen meende men zondermeer te kunnen overnemen omdat de rechten alleen in het land van oorsprong golden. Strikt genomen klopte dat ook.

Bij de Franse figuurpijp hoort echter een andere wijze van merken. Aanvankelijk worden eenvoudige stempels gebruikt waarop de initialen van de fabrikant vermeld staan. Gambier gebruikte JG, Fiolet LF, Blanc-Garin BG enzovoorts. Dergelijke merktekens bleken echter te bescheiden toen duidelijk werd dat kwaadwillende pijpenmakers het model imiteerden inclusief het merkteken. Daarmee werd het renommee van de oorspronkelijke fabriek geschaad en zocht men naar een meer expliciete wijze van merken. Op dat moment komt de volledige fabrieksnaam als merk in gebruik. Zij wordt gezien als de handtekening van de fabrikant. Die verandering maakte het merk sterker bedrijfsgebonden dan de onopvallende wat anonieme lettercombinaties. Vooralsnog is het onduidelijk hoeveel merken er door imitators zijn nagezet. Een aantal van dergelijke imitaties zal vroeger zeker niet ontdekt zijn en is misschien ook tegenwoordig nog niet ontmaskerd.

51-09.927b-clay-pipe-knoedgen-marianne-1
Afb. 51a. APM 9.927a
51-09.927b-clay-pipe-knoedgen-marianne-3
Afb. 51b. APM 9.927b
51-09.927b-clay-pipe-knoedgen-marianne-3
Afb. 51c. APM 9.927b

Interessant zijn verder pijpen voorzien van misleidende merken of opschriften die naar een andere fabriek lijken te verwijzen. Het vrouwenportret met "GOUJON PARIS" van Jean-Jacques Knoedgen is zo'n onduidelijk opschrift (afb. 51). De slordige lezer kan deze tekst gemakkelijk met het merk Gambier Parijs verwarren en de maker speculeerde daar ook op. Vooral de fabriek van Félix Wingender was sterk in dergelijke malversaties. Van hen zijn pijpen bekend met een andersoortig fnuikend opschrift. Op de steel lezen we "MEDAILLE A PARIS 1878" (vgl. afb. 15) in plaats van "GAMBIER A PARIS" gevolgd door het modelnummer.[29] Daarmee wordt op slinkse maar ook op laffe wijze verwarring geschapen om van het positieve imago van de concurrent te profiteren.

Al die merken komen op ons tegenwoordig wat kinderlijk over, maar we moeten ons bedenken dat er onder de negentiende eeuwse rokers van kleipijpen behoorlijk wat analfabeten voorkwamen. Bovendien was niet iedereen die kon lezen een geoefende lezer en van slordige lezers kun je als fabrikant goed profiteren. Daarnaast kwamen vooral onder de oudere rokers veel slechtzienden voor, die in het opschrift zagen voor wat het leek. Reden voor deze imitaties is dat de lokale markt van de Belgische pijpenfabrikant hetzelfde afzetgebied was als voor Gambier en Duméril gold. Prijsconcurrentie waar de grote fabrieken niet aan mee deden was de enige mogelijkheid verkoop te boeken. Toch moest de klant eerst gewonnen worden door een andere indruk van herkomst te wekken. We weten dat veel rokers in het verleden sterk merkgericht kochten. Met een misleidend opschrift kan men de overstap naar een andere fabriek realiseren. Daarna is het een kwestie van de markt vasthouden.

Van kopieerwerk via inspiratie naar eigen ontwerpen

Het bovenstaande verhaal wekt de indruk dat de Belgische pijpennijverheid inzonderheid die in de Maasstreek louter kopieerwerk leverde. Dat is zeker niet het geval. Tussen 1830 en de Eerste Wereldoorlog zijn talloze kleipijpen tot stand gekomen, die bewijzen dat de ontwerplijn van pijpen bij onze zuiderburen ook een eigen gezicht had. Die producten vormen de originele loot in het assortiment en duiden waar de fabriek ook toe in staat was. Een aantal ervan komt in deze paragraaf ter sprake.

Een dominante rol in de Belgische figuratie vervult het bedrijf van Wingender-Knoedgen, gesticht in 1834. Vanaf het eerste moment is dit overwegend Frans van assortiment en verschillende van de door hen gekopieerde pijpen zijn al behandeld. Hoewel Wingender-Knoedgen zich inspireerde op de Franse figuurpijp en inzonderheid die van Gambier, bouwde men vooral aan een assortiment waarin voor elk wat wils aanwezig was. Dat zien we ook terug in de gewoonte om van ieder overgenomen ontwerp de modelnaam te vereenvoudigen zodat zij een breed publiek aanspreekt. Enkele voorbeelden: de door Gambier gebrachte koning Faustino en zijn geliefde negerkoningin Adelina (vgl. afb. 37 en 38) werden simpelweg met nègre en négresse aangeduid, waarmee de maatschappelijke actualiteit van de pijp verdween. Een ander prachtig voorbeeld is het hernoemen van de portretkop van Abdel-Kader die gewoon tot marin ofwel zeeman werd omgedoopt.[30]

52-16.619-clay-pipe-threes-zigeunertype-1
Afb. 52a. APM 16.619
52-16.619-clay-pipe-threes-zigeunertype-3
Afb. 52b. APM 16.619

Een uitzondering op het gebruik de namen van pijpen te veralgemeniseren zien we bij een portretkop door dezelfde Wingender-Knoedgen van de politicus Friedrich Hecker (model 128, afb. 52). Die pijp wordt om onduidelijke redenen wèl onder de eigen naam in de catalogus vermeld. Deze pijp is tevens een van de schaarse voorbeelden waarbij men een ontwerp van een fabriek uit de Duitse plaats Ruhla kopieerde. Wie goed kijkt ziet de typische plompe vormen van de siderolithpijpen uit Ruhla terug die in stijl totaal niet passen bij de welgevormde en gedetailleerde Belgisch-Franse figuurpijp.

Bij de tweede generatie Wingender-Knoedgen splitst de fabriek zich in drie nieuwe bedrijven. Dan overheerst de firma Knoedgen in de categorie manchetpijpen terwijl de fabriek van Wingender juist in de steelpijp excelleerde. De positie van Trees is minder expliciet. Zij produceren aanvankelijk allerlei originele manchetkoppen om zich geleidelijk op de meer eenvoudige steelpijpen te richten. Die verschuiving is overigens analoog aan het algemene modebeeld van de kleipijp. Het is lastig de onderlinge verhouding tussen deze drie fabrieken te duiden, vooral omdat alleen bewaard gebleven pijpen daarvoor de bron zijn. De balans tussen kopieerwerk en eigen ontwerp wisselt per bedrijf en verandert door de tijd en laat een boeiend modepatroon zien al blijft nog veel ervan onbekend. Tot het eind van hun bestaan blijven Wingender en Knoedgen in hun productieassortiment grote overeenkomst vertonen, niet verwonderlijk want zij kwamen uit hetzelfde moederbedrijf voort. Met het verstrijken van de tijd ontstond weliswaar een verwijdering, maar het assortiment bleef sterk vergelijkbaar. Dat is begrijpelijk vanwege dezelfde wortels en het economische succes dat beide bedrijven boekten.

53-12.825a-clay-pipe-knoedgen-king-leopold-3
Afb. 53a. APM 12.825b
53-12.825a-clay-pipe-knoedgen-king-leopold-4
Afb. 53b. APM 12.825a
53-12.825a-clay-pipe-knoedgen-king-leopold-5
CAfb. 53c. APM 12.825a

Bij de drie toonaangevende fabrieken blijft kopieerwerk de originele ontwerpen afwisselen. Twee prachtige portretkoppen van de Belgische koning Leopold I (afb. 53) en als tegenhanger in dezelfde stijl de Nederlandse koning Willem II,[31] worden door Jean-Jacques Knoedgen gemaakt. Interessante vraag is wie het ontwerp van de portretten leverde en de persvormen maakte. Mogelijk gebeurde dat in het eigen bedrijf, maar evengoed kan dat vakmanschap in de regio beschikbaar zijn geweest. Een andere reële optie is dat men naar het Westerwald reisde voor de benodigde technische assistentie. Gezien het feit dat de familie uit die streek kwam, is ook dat een redelijk alternatief, temeer daar Julius Wingender uit Höhr soortgelijke prestaties leverde. Duidelijk is in ieder geval dat we niets weten over wie ontwierp en waar die vaardigheid vandaan kwam.

In de Maasstreek zien we zowel bij vormvolgende als bij figurale steelpijpen maar zeker bij manchetkoppen grote invloed van Gambier. Dat is niet verwonderlijk want de fabriek was hemelsbreed zo'n honderd kilometer van Chokier verwijderd terwijl naar Brée de afstand slechts zeventig kilometer meer is. De mode uit Saint-Omer drong in dit deel van het Maasgebied minder sterk door en de grotere afstand lijkt daarvoor de reden. Hemelsbreed ligt Saint-Omer 160 kilometer verder, ofwel Saint-Omer lag tweemaal zo ver als Givet. Overigens was het misschien niet de afstand die de navolging bepaalde maar veeleer de bestaande handelspatronen die de pijpen bekend en begeerd maakten en reden tot imitatie gaf. Onder de roker genoot de Gambierpijp het hoogste aanzien en dat werd vooral bepaald door de consistente ontwerplijn samen met een zeer breed scala aan beschikbare ontwerpen. Ten opzichte van de Franse fabrieken voerde de Belgische bedrijven een heftige prijsconcurrentie. Gambier was het duurst, dus met een wat minder verfijnd product maar met een lagere prijsstelling kon je als fabrikant goed markten. Voor dat klantsegment had je overwegend eenvoudige voorstellingen nodig en daar is ook sprake van.

Over de positie van de andere Belgische bedrijven is weinig bekend. De meest schimmige is de reeds genoemde Henri Cuvellier die nog onverwachte ontwerpkwaliteiten verbergt (vgl. afb. 3 en 4). Hun werkwijze is in de eerste paragraaf al geduid. Zij zijn illustratief voor de andere onbekende Belgische makers wiens werk nog volledig in nevelen gehuld is. Een specifieke plaats neemt Désiré Barth uit Andenelle in, die de tegenhanger van Cuvellier is en waarvan het assortiment dankzij opgravingen bekend is geworden.[32] Bij Barth domineerde niet het artistieke product voor de exclusieve roker, maar hun succes lag juist in de vereenvoudigde kleipijp, al was de modellering wel aan de Franse mode gelieerd. Hun productie was vooral bestemd voor exportlanden, met name de Verenigde Staten. Daar werden zij het voordelige alternatief voor de Franse kleipijpen. Ook in Amerika was de Belgische pijp dus overwegend bestemd voor rokers uit het lagere segment.

54-21.532-clay-pipe-trees-andrimont-01
Afb. 54a. APM 21.532
54-21.532-clay-pipe-trees-andrimont-03
Afb. 54b. APM 21.532
54-21.532-clay-pipe-trees-andrimont-02
Afb. 54c. APM 21.532

In latere tijden, zo vanaf 1880, komen in de Belgische pijpenmakerijen altijd nog originele producten tot stand. De volksvertegenwoordiger en Luikse burgemeester Julien d'Andrimont werd bijvoorbeeld in de jaren 1880 door Henri Antoine Trees, zoon en opvolger van Antoine Trees, tot pijp vereeuwigd (afb. 54). Uit de onconventionele schreefloze letters in de tekst onderop het borstbeeld van deze pijpenkop concluderen we dat de vormmaker geen bekende is al leverde deze wel knap werk. Dit goed gelijkende portret bezorgde Trees lokale sympathie op. Ook deze pijpenkop is een bewijs dat er meer vormmakers actief waren dan wij denken.

55-14.204b-clay-pipe-andenne-bourgomaster-max-2
Afb.55a . APM 14.204b
55-14.204b-clay-pipe-andenne-bourgomaster-max-3
Afb.55b . APM 14.204b

In de twintigste eeuw continueert de figuratie in de Maasstreek op kwalitatief hoog niveau. Wonderlijk genoeg zijn figurale kleipijpen daar dan meer toonaangevend dan in Frankrijk, het land van ontstaan. Voornaamste reden hiervoor is dat de Belgische fabrieken langer doorwerkten dan de Franse. In het eerste kwart van de twintigste eeuw is de omzet aan kleipijpen in België nog aanzienlijk, terwijl de Franse fabrieken wegkwijnen en uiteindelijk sluiten. Dan ontstaat bijvoorbeeld een prachtig portret van maarschalk Joffre gemaakt door Joseph Heurter uit Andenne.[33i] Kort daarop gevolgd door een portretpijp met de tronie van Adolph Max (afb. 55) eveneens door Heurter. In dezelfde periode worden figuurpijpen van Belgische koning Albert en zijn gemalin koningin Elisabeth populair.[34] Toen die portretten tot stand kwamen was de figuurpijp in Frankrijk al vrijwel verdwenen. Hoewel de stijl van deze Belgische schepping in eerste opzicht puur Frans is, vindt in die nadagen geleidelijk een stilering plaats die we als specifiek Belgisch kunnen aanmerken. Uiteraard straalt die stijl ook een tijdsbeeld uit. De laatste vormmakers werken op hun eigen wijze maar onder grote druk van besparing en zonder inspiratie van elders. Om die reden neemt de kwaliteit van de scheppingen geleidelijk af en dat kon probleemloos gebeuren omdat ook de klant ervoor steeds schaarser werd.

56-21.533-clay-pipe-belgie-postillon-3
Afb. 56. APM 21.533
57-02.115-clay-pipe-nihoul-raskin-3
Afb. 57a. APM 2.115
57-02.115-clay-pipe-nihoul-raskin-4
Afb. 57b. APM 2.115

De productie van kleipijpen in West-België staat sterk op zich. Hier is beduidend minder figuraal werk gemaakt, maar waar dat zo is, zien we eveneens een tweestroom. Kopieerwerk bestond naast eigen vindingen. Omdat de figuurpijp er zeldzaam is, zijn de voorbeelden dat ook. Een portretpijp van een postiljon behoort tot de vroege schepping, lokaal bedacht maar qua onderwerp geïnspireerd op Franse voorbeelden (afb. 56). Toch komen in West-België tot het laatst toe bijzondere ontwerpen tot stand. Een prachtig voorbeeld is de portretkop van Victor Raskin (afb. 57), die buitengewoon levensecht is weergegeven. Het formaat is fors en de stijl van uitwerken is trefzeker en kloek, kortom het is een onverwachte prestatie die uitstekend past bij zijn kring van sympathisanten: de Bourgondische pijproker met een culturele betrokkenheid. Interessant genoeg was deze portretpijp vooral voor de Luikse roker bedoeld en werd dus afgezet in een concurrerend gebied.

Slotwoord

Uit het bovenstaande is duidelijk dat de Belgische kleipijp een rijke geschiedenis heeft met een geschakeerde uitkomst aan producten. Daarbij ligt zowel het ontwerp als de iconografie van de pijpen in Frankrijk. De Franse mode werd door de Belgische fabrieken in hun bedrijf geïncorporeerd en dat resulteerde in een sterk vergelijkbare stijl. Kwalitatief gaat het om een goed product al is de fijnheid geringer dan bij de toonaangevende Franse fabrieken. Dat uit zich in wat grovere klei, een modellering met minder scherpe details en niet zo verfijnd emailleerwerk. In gebruik geeft de lagere porositeit van de scherf ook een wat scherpere smaak. Bij de emailbeschildering zijn de kleuren sprekender terwijl het schilderwerk iets slordiger is opgebracht. Soms is het resultaat wat brokkelig en laat de hechting van het email te wensen over. Tenslotte heeft de Belgische kleipijp een specifieke uitstraling waarin kleur domineert, waarvan het email de Flandres al ter sprake kwam.

Duidelijk is dat op het moment dat de Belgische fabrieken over goed gereedschap beschikken en de kleisamenstelling en de afwerking op niveau hadden, zij in principe in staat waren de producten van de gezaghebbende Franse fabrieken na te maken. Met een kwalitatief wat minder artikel werd de doelgroep voor de Belgische kleipijp de niet al te kieskeurige middenklasse. Vooral in de Maasstreek zijn de fabriekanten sterk gericht op kopieerwerk om een laagdrempelig maar commercieel geschikt assortiment te kunnen bieden. De echt kritische klant haalde dus zijn neus op voor de Belgische kleipijp, maar de zuinige roker toonde zich geïnteresseerd.

Dankzij de prijsstelling hebben de Belgische pijpenfabrikanten een brede afzet voor hun producten gevonden. Succesvolle verkoop in de regio was de katalysator het productieassortiment vorm te geven en uit te breiden. Daarna volgde verkoop naar elders waarbij de Franse markt al snel gevonden werd. Nuchter beschouwd waren de Belgische pijpen daarvoor te weinig bijzonder. Door de verkoop echter op de kleinere detaillist te richten die gevoelig was voor wat goedkopere producten, slaagden zij er in een marktpositie te krijgen. Verder vond export naar Nederland plaats al was de Belgische kleipijp voor de Nederlandse roker lang zo populair niet als die van Gambier en Fiolet maar ook die van Duméril en Gisclon. Tenslotte is het Belgische product overzee verkocht. Onverwacht is dat West-België een eigen geschiedenis schrijft, gekenmerkt door een strakke vormgeving. Toch is de figurale pijp ook daar gemaakt en vooral buiten de regio verkocht. Het contrast tussen het rookgerei in Oost- en West-België is opmerkelijk. In Wallonië overheerst de Franse smaak, in Vlaanderen de meer op de Hollandse eenvoud gerichte modellen maar de fabrieken in beide streken bedienen de markt over de volle breedte.

De visie in dit artikel is gebaseerd op de bestudering van de collectie Belgische pijpen in het Amsterdam Pipe Museum. Die deelcollectie omvat zo'n negenhonderd overgeleverde kleipijpen. Daarvan heeft ruim tweederde een steel, de andere zijn manchetkoppen of insteekpijpen. Dominant daarin zijn de firma Wingender-Knoedgen en vooral hun erven Wingender en Knoedgen, Trees in mindere mate. Ongemerkt krijgen deze fabrieken een belang dat groter is dan hun historisch gezien toekomt. De drie fabrieken uit de Wingender-Knoedgen boedel werkten tot in de jaren 1930 door. Pas bij sluiting zijn grote voorraden pijpen op de markt gekomen die toen deels een plaats in verzamelingen hebben gekregen. Niet verwonderlijk dat die producten dus oververtegenwoordigd zijn. Dit wordt nog versterkt doordat het Amsterdam Pipe Museum een deel van het productieoverzicht van Wingender-Knoedgen uit het bedrijfsmuseum van Wills in Bristol bewaart. Dat materiaal werd al in de negentiende eeuw verzameld. Die laatste objecten vertekenen het beeld nog eens extra. Ongelijke vertegenwoordiging maakt het onmogelijk een objectief beeld van de Belgische producten en hun ontwikkeling te geven.

Wat bij dit artikel dus buiten beeld blijft is dat er veel meer pijpen geweest zijn dan we kennen en dat door de tijd heen de verhoudingen tussen de verschillende fabrieken steeds anders lagen. De kleipijp is een verbruiksartikel bij uitstek waarvan nauwelijks iets overblijft. De materiële geschiedenis kan in geen geval bepaald worden door de voorwerpen die bewaard bleven. Beeldoverheersend worden namelijk de restantvoorraden die bij fabriekssluiting als overjarige producten eerder aan liefhebbers dan aan rokers verkocht worden. Die voorwerpen hebben een veel grotere kans tot overleven en domineren ons beeld. Oververtegenwoordiging vertekent namelijk onze visie. Wanneer we die ex-fabrieksvoorraden uit de hier bestudeerde pijpen elimineren, blijkt pas hoe zeldzaam de bewaard gebleven kleipijp is en dan blijkt het plotseling onmogelijk de figuurpijp uit België te behandelen.

Die ontbrekende pijpen zouden ons een heel ander verhaal vertellen. Zij laten zien dat de stijlen in de voorstellingen sterker variëren dan de dominantie die Wingender-Knoedgen en hun drie nazaten nu geven. Het is zeker dat België meer vormmakers gekend heeft die sterke ontwerpen en technisch goede persvormen konden maken. Zij moeten over een grotere tijdsspanne en een breder geografisch gebied actief zijn geweest. Dat betekent dat het patroon hier geschetst een bewijsbaar uitgangspunt geeft, maar geen zuivere waarheid. Onvermijdelijk wordt daarmee het inzicht in de waarheid geweld aangedaan. Het bewijsbare wordt waar, de waarheid zelf gaat schuil in de onbekendheid. Het werkelijke veranderingsproces is fijnmaziger maar de voorbeelden lees bewijzen in de vorm van pijpen zijn dus niet bewaard gebleven. Het is een stuk geschiedenis dat definitief verloren is gegaan al zullen nieuwe vondsten in de toekomst nog wel bijsturende informatie op het bovenstaande verhaal geven.

 

© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2014.

 

Afbeeldingen

  1. Frans figurale tabakspijp met het portret van de kunstenaar Lépaulle. Givet, firme Blanc-Garin & Guyot, 1830-1840.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.893
  2. Brevet voor een figuurpijp voorstellend Sapajou met rokende mond. Chokier, Wingender-Knoedgen, 1858
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.990
  3. Tabakspijp met portret van Christoffel Columbus. Luik (provincie), Henri Cuvellier, 1850-1875.
    Amsterdam Pipe Museum APM 15.998
  4. Persvorm in vier delen voor portret-manchetpijp van schilder Anthonie van Dijck. Luik (provincie), Henri Cuvellier, 1860-1875.
    Amsterdam Pipe Museum APM 12.202
  5. Tabakspijp met figurale ketel van vrouw met muts in een punt. Andenelle, Désiré Barth, 1865-1885.
    Amsterdam Pipe Museum APM 5.393b
  6. Tabakspijp ovale ketel met margrieten versierd. Chokier, Wingender Frères, 1870-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.202a
  7. Tabakspijp met ovale ketel, versiering van doornen. Chokier, Wingender Frères, 1878-1885.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.913
  8. Tabakspijp met marseillaise decoratie, rechte versie. Andenne, 1900-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 13.991
  9. Tabakspijp met marseillaise decoratie, gebogen versie. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1875-1895.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.772
  10. Tabakspijp eikel in de dop. Maisières, Croquet-Michel, 1890-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 1.328ab
  11. Tabakspijp met kromkop ketel en decoratie van een vogel. Luik?, 1870-1890
    Amsterdam Pipe Museum APM 12.207
  12. Tabakspijp de ketel een pispot. Chokier, Wingender Frères, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.910
  13. Tabakspijp met langs de steel een liggende soldaat. Andenne, 1870-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.862
  14. Tabakspijp met grote ketel gedecoreerd met een man en een vrouw die de permission des dix heures uitbeelden. Chokier, Wingender Frères, 1870-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 2.302
  15. Tabakspijp met billiardvorm ketel met rondom drie hagedissen. Chokier, Wingender Frères, 1878-1885.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.929a
  16. Tabakspijp met billiard ketel met portret van koning Leopold II. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1890-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 2.987
  17. Tabakspijp met doetelvorm ketel met gestileerde bladmotiefjes. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1900-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 7.783
  18. Tabakspijp met billiard ketel met aan de ketelbasis de kop van een tijger. Chokier?, 1840-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.049
  19. Tabakspijp voorstellend Frédéric Soulié. Andenne, Pierre Levêque, 1890-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 13.982b
  20. Tabakspijp voorstellend hoofd van tsaar Nicolaas II. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1895-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.876
  21. Tabakspijp hoofd Tiroler man. Chokier, Wingender Frères, 1880-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.238
  22. Tabakspijp hoofd Chinees met punthoed uit Tonkin. Chokier, Wingender Frères, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.553
  23. Tabakspijp hoofd Polichinelle ofwel Li Rodje Narène. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1900-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.127
  24. Tabakspijp man met pet met klep. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1890-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.881a
  25. Tabakspijp met onbekende man met kroeshaar. Andenne ?, 1880-1900
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.494
  26. Tabakspijp hoofd negerin. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.877
  27. Tabakspijp de ketel staande vrouw met queue de Paris. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1870-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.458
  28. Tabakspijp Flore langs de steel. Maasstreek?, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.318
  29. Tabakspijp de vorm van een zittende polichinel, een been vormt de steel van de pijp. Chokier, Wingender Frères, 1860-1890.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.046
  30. Tabakspijp de ketel de kop van een wild zwijn. Maasstreek, 1865-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.052a
  31. Tabakspijp in de vorm van een vis, om de steel getordeerd een slang. Luik?, 1860-1890.
    Amsterdam Pipe Museum APM 2.520
  32. Tabakspijp borstbeeld Rubens. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 13.975
  33. Tabakspijp borstbeeld Abd-El-Rahman. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 13.976
  34. Tabakspijp hoofd Jupiter. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.360
  35. Tabakspijp hoofd Jupiter. Chokier, Wingender Frères, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 13.974
  36. Tabakspijp de ketel het hoofd van een Turk met tulband met veer. Chokier, Wingender Frères, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 1.684
  37. Tabakspijp borstbeeld Soulouque. Chokier, Wingender Frères, 1880-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 5.580
  38. Tabakspijp borstbeeld Soulouque. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 7.738
  39. Tabakspijp hoofd Bacchus of Silenus. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.923
  40. Tabakspijp de ketel hoofd van een gierigaard. Chokier, Wingender Frères, 1875-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.387
  41. Tabakspijp de ketel een lachende jongenskop. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.100a
  42. Tabakspijp de hoofd Narcissus met bloem. Chokier, Wingender Frères, 1870-1915.
    Amsterdam Pipe Museum APM 15.270
  43. Tabakspijp de ketel het borstbeeld van Anacreon. Grivegnée, Antoine Trees, 1860-1885.
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.208
  44. Tabakspijp de ketel het borstbeeld van een elegante vrouw. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1890-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 3.626
  45. Tabakspijp de ketel de vorm van het borstbeeld van Kossuth. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.384
  46. Tabakspijp van portret van Napoleon III als president. Nimy, Jean Baptiste Nihoul, 1850-1865.
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.534
  47. Tabakspijp van portret van Abd-El-Kader. Nimy, Jean Baptiste Nihoul, 1850-1865.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.534
  48. Tabakspijp de ketel de vorm van een paardenhoofd. Chokier, Wingender Frères, 1860-1890.
    Amsterdam Pipe Museum APM 15.125
  49. Tabakspijp van portret van een man met bakkenbaarden en hoed. Chokier, Wingender Frères, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.177
  50. Tabakspijp van portret van een negerin met parelsnoer. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1890-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 13.986
  51. Borstbeeld Duchesse de Brabant, steelopschrift "GOUJON PARIS". Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.927ab
  52. Portretpijp Friedrich Hecker. Chokier, Wingender-Knoedgen, 1845-1850.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.619
  53. Portretpijp koning Leopold I. Brée, Jean-Jacques Knoedgen, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 12.825ab
  54. Portretpijp burgemeester Julien d'Andrimont. Grivegnée, Henri Antoine Trees, 1880-1890.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.532
  55. Portretpijp burgemeester Adolphe Max. Andenne, Joseph Heurter, 1916-1918.
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.204a
  56. Portretpijp van een postiljon. Nimy, Jean-Baptiste Nihoul, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.533
  57. Portretpijp van Victor Raskin. Nimy, Nihoul, 1890-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 2.115

Noten

[1]     J. Fraikin, Pipemakers in Wallonia, BAR International Series, TACTP Vol. V 106', 1981, 3-110. Jacques Caro, La pipe en terre Wallonie - Bruxelles - Flandre, identification et datation, Bruxelles, 2004.

[2]      Francis van Parijs, Les pipes en terre belges; Des Images à Fumer!, Liège, s.d. (1993).

[3]     Jacques Caro, La pipe en terre Wallonie - Bruxelles - Flandre, identification et datation, Bruxelles, 2004.

[4]      Robert Mordant, La pipe en terre d'Andenne et ses marques, Andenne, 1999, p 45. Aantal pijpenmakers tussen 1818 en 1834 van 54 naar 20 personen.

[5]      D.H. Duco, Century of Change, the European clay pipe, its final flourish and ultimate fall, Amsterdam, 2004, hfst. 7, p 38-42.

[6]      Don Duco, 'A patented Wingender Pipe', Society for Clay Pipe Research, Newsletter, VI/22, 1989.

[7]      D.H. Duco, Koninklijke Goedewaagen; Een veelzijdig ceramisch bedrijf, 1779-1982, Leiden, 1999, p 44.

[8]      Mordant, (La pipe en terre d'Andenne), Andenne, 1999, p 81-93.

[9]      Don Duco, 'Pijpvondsten van de Citadel te Antwerpen', Amsterdam, 2007. Figurale kop voorstellend Amurat door de Belgische firma Nihoul.

[10]    Het portret van een vrouw met opgestoken haar is op een pijp van Gisclon uit Lille gebaseerd. Pas in de 20e eeuw komen daarbij nog manchetportretten van koning Albert, maarschalk Foch en een historische figuur.

[11]    Jacques Caro, La pipe en terre, Wallonie-Bruxelles-Flandre, Bruxelles, 2004, p 23. Barth 1862 in Londen, 1865 in Dublin en in 1867in Paris. Wingender 1875 in Santiago in Chili, 1876 in Philadelphia, in 1878 in Parijs en in 1883 in Amsterdam.

[12]    Don Duco, Vormmakersgereedschap uit Kortrijk, een vondst van onschatbare waarde, Leiden, 1991.

[13]    Duco, (Koninklijke Goedewaagen), Leiden, 1999, p 36.

[14]    APM 19.442.

[15]    APM 9.204 met steelintaglio "NOEL" wijst dit product op Zuid-Franse oorsprong.

[16]    APM 19.098.

[17]    Jean-Léo, Les pipes en terre françaises, du 17me siècle à nos jours, Bruxelles, 1971, p 15.

[18]     Don Duco, Een pijp met een misleidend opschrift, Leiden, Pijpenkabinet, 1987.

[19]     APM 19.447.

[20]     APM 16.140 catalogus Müllenbach & Thewald, model 273.

[21]     APM 15.276 affiche van Job Clerc waarop dit pijpmodel.

[22]     APM 16.839a, p. 1, model 4.

[23]     APM 9.826.

[24]     Duco, (Century of Change), Amsterdam, 2004, p 27 (1843).

[25]     Benedict Goes, 25 eeuwen roken, de verwonderlijke vormgeving van de pijp, Leiden, 1993, p 46.

[26]     APM 17.707 catalogus van Julius Wingender & Co. uit Höhr laat rond 1920 ditzelfde model ook nog zien onder nummer 122.

[27]     Het modelnummer is namelijk met dezelfde slagstempels afgeslagen.

[28]     APM 21.468.

[29]    APM 16.780 portretpijp met hetzelfde misleidende opschrift.

[30]    Duco, (Century of Change), Amsterdam, 2004, p 42, afb 85.

[31]    D.H. Duco, De tabakspijp als Oranjepropaganda, Leiden, 1992, p 59, afb. 58.

[32]    Robert Mordant, La pipe en terre d'Andenne et ses marques, Andenne, 1999.

[33]    Don Duco, De nadagen van de figuurpijp, recente portretpijpen tussen klei en ceramiek, Amsterdam, 2011, afb. 2. APM 15.619.

[34]    Duco, (Nadagen van de figuurpijp), Amsterdam, 2011, afb. 4 en 5. APM 11.962b, APM 8.516.