Boekbespreking: Walter Morgenroth, Tabakpfeifen Sammeln - Kunstwerke in Porzellan, München, 1989

Auteur:
Don Duco

Originele titel:
Boekbespreking: Walter Morgenroth, Tabakpfeifen Sammeln - Kunstwerke in Porzellan, München, 1989.

Jaar van uitgave:
1990

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Bespreking van de monografie door Walter Morgenroth over de porseleinen tabakspijp uit de periode tot circa 1850.

Op het eerste gezicht ziet het boek Tabakpfeifen Sammeln er uit als een laagdrempelig verzamelaarsboek met een aantrekkelijk plaatje op de voorkaft en een smakelijke ondertitel. Dat is nogal misleidend. Het blijkt al snel dat auteur Walter Morgenroth kunsthistoricus van professie is met een grote drang om gedegen onderzoek met nieuwe gezichtspunten te presenteren. Zijn coffee table boek met 216 pagina’s en 175 besprekingen van porseleinen tabakspijpen is geen oppervlakkig schrijfwerk met een reeks willekeurige afbeeldingen van opvallende pijpen. Het blijkt een standaardwerk over de Duitse porseleinen pijp waarvan geen Nederlander bevroedde dat dat met die gedetailleerdheid kon worden geschreven.

Oriënterende hoofdstukken gaan vooraf aan de behandeling van de porseleinen tabakspijp. In die hoofdstukken presenteert de auteur om te beginnen de geschiedenis van het tabaksgebruik met de focus op het roken (5 pagina’s). Dat gebeurt aan de hand van citaten uit contemporaine literatuur waarvoor een ongelooflijk stuk zoek- en leeswerk is verricht. Geen herkauwen dus van het algemene verhaal, maar het poneren van met feiten doorspekte teksten uit historische en veelal bijna onvindbare publicaties. Deze nieuwe benadering aan de hand van citaten laat zien hoe wisselend de geschiedenis van het tabaksgebruik per land is. Vooral de focus op snuiven of roken, zelden op beide, is opmerkelijk.

lit_kaft_2915
Kaft Morgenroth
lit_kaft_2916
Kaft Morgenroth

Sterker op het materiaal en dus het thema gericht zijn de volgende hoofdstukken. De eerste behandelt de ontwikkeling van de tabakspijp vanuit Duits perspectief (13 pagina’s). Als dat hoofdstuk voor Nederland geschreven zou worden, domineert de kleipijp. Dat geldt niet voor het Duitse taalgebied waar diverse materialen aan bod komen en naast elkaar in gebruik zijn geweest. Porselein blijkt niet de belangrijkste materiaalgroep te zijn. De eerste plaats wordt ingenomen door meerschuim, de geheimzinnige Turkse steensoort die in Duitsland met zoveel succes wordt nagemaakt en dan het predicaat Kunstmeerschaum krijgt. Hout is een ander favoriet materiaal.

Samen met een verhaal over de vervaardiging van porseleinen pijpen (5 pagina’s) gaan deze hoofdstukken vooraf aan het feitelijke verhaal over de verschijningsvorm van de porseleinen rookpijp. Met zoveel mogelijk bewijzen schetst de auteur hoe de evolutie van de porseleinen pijp heeft plaatsgevonden. Dat beperkt zich tot de eerste periode ofwel de achttiende en vroeg negentiende eeuw, de latere tijd wordt niet behandeld. Daarbij wordt eerst een inzicht in de modelontwikkeling gegeven (17 pagina’s), onontbeerlijk voor de chronologie van de porseleinen tabakspijp. In het historische verhaal speelt de koninklijke fabriek in Meissen de eerste viool. In die fabriek, lang de enige porseleinfabriek in Saksen en bovendien de eerste fabriek in Duitsland werd het Europese porselein ontwikkeld. Dankzij vakkundige fabrieksleiding was de focus er op kwaliteit gericht, een garantie voor de levensvatbaarheid van het bedrijf. De behandeling daarvan is chronologisch (18 pagina’s). Zo lezen we over de uitvinding van het porselein en leren we de verdiensten van de verschillende ontwerpers en modelleurs kennen. Zij gaven de fabriek gedurende de achttiende eeuw gestalte. Paragrafen tussendoor verhalen de historie van de andere porseleinfabrieken, die pas tientallen jaren later gestart zijn en aldoor minder prominent zijn (tweemaal 8 pagina’s).

In het boek rivaleren twee productgroepen met elkaar. Dat is de gemodelleerde figurale tabakspijp naast de strakke ovaalvormige pijpenkop die met het onvertaalbare Duitse woord Stummel wordt aangeduid. Bij het eerste product is modelleren de bepalende factor, bij de tweede het decoreren ofwel schilderen. De montage met toegevoegde klepdeksels en andere vattingen geven het product extra cachet. Door de tijd zien we de wonderlijke figurale producten verdwijnen ten gunste van fijnbeschilderde strakke stummelkoppen die wereldwijd het aanzien van de porseleinen pijp bepalen.

Bij de zogenaamde stummels wordt de kwaliteit gemaakt door het schilderwerk. Niet verwonderlijk dus dat de schilders ruim aan bod komen (13 pagina’s). Met eindeloos zorgvuldig combineer- en deduceerwerk reconstrueerde Morgenroth de geschiedenis van deze kleinkunstenaars. Zij blijken in loondienst bij fabrieken, maar veel werk wordt ook als huisvlijt gepenseeld om vervolgens te worden verkocht. Dat de porseleinen koppen daarmee op andere plaatsen tot stand komen, dan het schilderwerk bemoeilijkt de determinatie. Zij maken het zoekwerk boeiend maar zijn ook een teleurstelling wanneer blijkt dat je nooit over voldoende informatie kunt beschikken om eigen conclusies te trekken. Wanneer we bedenken dat vrijwel geen porseleinen pijp van een signatuur voorzien is, rijzen dus grote problemen bij toeschrijving (4 pagina’s). Morgenroth is echter een zeer serieuze onderzoeker met een kritisch oog voor de waarheid. Het boek maakt bekend wat onbekend is, maar is zeker niet roekeloos bij toeschrijvingen. Zo wordt een belangrijke aanzet gegeven in een nog onontgonnen onderzoeksgebied.

Voor de liefhebber die verder met de materie wil, staat een uitgebreid descriptief notenapparaat ter beschikking (13 pagina’s). Daarnaast geeft het boek overzichten van merken en decoraties. Dat laatste deel is aangevuld met oorspronkelijke prijslijsten, waarvan je verrast bent dat die zijn overgeleverd. Deze overzichten samen met de staccato geschreven teksten vol van feiten waarvan je niet bevroedde dat ze traceerbaar waren, maken dit boek zo bijzonder.

Een belangrijk deel van de publicatie (56 pagina’s) presenteert de producten. Daarvoor speurde Morgenroth meer dan alleen de Duitse musea en particuliere collecties na. Iedere representatieve uiting is met minimaal een afbeelding present. Die pagina’s doorbladerend ontdek je pas de rijkdom van de Duitse porseleinen tabakspijp. Daarbij siert het de Duitse musea, dat zij in hun reserve collecties allerlei gezaghebbende voorbeelden koesteren. Het lijkt erop dat Morgenroth bij zijn ronde langs deze instellingen geen object over het hoofd heeft gezien.

Het Pijpenkabinet in Leiden verzamelt zo’n tien jaar porseleinen pijpen. In onze collectie bevinden zich ruim honderd exemplaren, waarmee ons museum een overzicht van de porseleinen pijp poogt te presenteren. Welnu, dat blijkt geen overtuigend en zeker geen compleet beeld. Interessant genoeg geldt hetzelfde voor de verzamelingen van Niemeijer en Douwe Egberts, respectievelijk in Groningen en Utrecht. Feit is dat Morgenroth vooral aandacht heeft voor vroeg, toonaangevend en vooral artistiek materiaal. Juist die categorie blijkt in de Nederlandse museumverzamelingen maar zeer beperkt vertegenwoordigd. Dat heeft uiteraard te maken met de lastige vindbaarheid van dat materiaal in ons land. De Hollandse roker is nooit een toegewijde porseleinroker geweest. Slechts een enkele keer werd een origineel object als geschenk voor een bijzondere gelegenheid aangeschaft. Verder verkoos men andere materialen. Pas wanneer de nijverheid drastisch achteruit gaat, verschijnen de goedkope producten in ons blikveld. Dat is pas na het midden van de negentiende eeuw. Tactisch houdt Morgenroth dat materiaal buiten het gezichtsveld, het is voor hem als kunsthistoricus onvoldoende bekoorlijk.

Met zijn monografie heeft Morgenroth ons geleerd, dat de werkelijke verdienste voor de porseleinen tabakspijp in de periode vóór 1850 ligt. Dat naast het massagoed dat de Nederlander kent, een exclusieve en luxe reeks van onverwachte producten bestaat. Wat dat betreft is het nieuwe boek een must voor een ieder die zijn blik wil verruimen. Het is onmisbaar voor wie een compleet en objectief beeld wil hebben van deze wonderlijke en verwonderlijke materiaalgroep.

 

© Don Duco, Leiden, Stichting Pijpenkabinet, 1990.